Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4561, 21/01313

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4561, 21/01313

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 december 2022
Datum publicatie
11 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:4561
Formele relaties
Zaaknummer
21/01313
Relevante informatie
Art. 3 Kw Inv. Rb

Inhoudsindicatie

Procedure over betekeningskosten die samenhangen met naheffingsaanslagen omzetbelasting 2010 en 2011. De kosten zijn terecht in rekening gebracht. Voor zover de kosten samenhangen met naheffingsaanslag omzetbelasting 2010 zijn ze ook tot het juiste bedrag in rekening gebracht. Het hof vermindert de met naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 samenhangende kosten, aangezien de rechtbank die naheffingsaanslag heeft verminderd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01313

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 september 2021, nummer BRE 19/4655, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn kosten in rekening gebracht in verband met het betekenen van twee dwangbevelen tot betaling van naheffingsaanslagen omzetbelasting over de perioden 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 en 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 (hierna: de betekeningskosten).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de betekeningskosten. De ontvanger heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De ontvanger heeft geen verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende, de directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende, [A] , en namens de ontvanger, [ontvanger 1] , [ontvanger 2] , [ontvanger 3] en [ontvanger 4] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, de zaken van belanghebbende met de nummers 21/01306 tot en met 21/01309 en 21/00332 en de zaken van [BV] met de nummers 21/01310 tot en met 21/01312 behandeld.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting over de perioden 1 januari tot en met 31 december 2010 en 1 januari tot en met 31 december 2011 van € 40.397 respectievelijk € 39.988 opgelegd (hierna: naheffingsaanslagen omzetbelasting 2010 en 2011). Gelijktijdig zijn aan belanghebbende beschikkingen heffingsrente (hierna: rentebeschikkingen) gegeven van € 6.419 respectievelijk € 6.461.

2.2.

De inspecteur heeft de bezwaren gericht tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting 2010 en 2011 ongegrond verklaard.

2.3.

De ontvanger heeft met dagtekening 21 januari 2016 respectievelijk 20 oktober 2016 aanmaningen aan belanghebbende verstuurd, omdat de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2010 en 2011 op de vervaldata nog niet waren voldaan.

2.4.

Bij brief van 26 februari 2018 heeft belanghebbende met betrekking tot de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2010 en 2011 om uitstel van betaling verzocht. De ontvanger heeft dat verzoek bij brief van 3 mei 2018 afgewezen, omdat belanghebbende onvoldoende zekerheid kon stellen. Belanghebbende heeft administratief beroep aangetekend tegen de afwijzing van het uitstelverzoek. Op 14 januari 2019 heeft de directeur van de Belastingdienst/Utrecht het administratief beroep ongegrond verklaard.

2.5.

Op 15 februari 2019 heeft de ontvanger met betrekking tot de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2010 en 2011 dwangbevelen uitgereikt. Hierbij heeft hij betekeningskosten in rekening gebracht. Voor de naheffingsaanslag omzetbelasting 2010 gaat het hierbij om een bedrag van € 4.198 en voor de naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 om een bedrag van € 4.166.

2.6.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 22 september 20211 het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting 2010 ongegrond en het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 gegrond verklaard. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 verminderd tot een bedrag van € 3.420, met dienovereenkomstige vermindering van de rentebeschikking. De rechtbank heeft de exacte hoogte van de rentebeschikking, zoals deze luidt na vermindering, niet vastgesteld.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de betekeningskosten terecht en tot de juiste hoogte aan belanghebbende in rekening zijn gebracht.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de betekeningskosten. De ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing