Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4707, 21/00914 tot en met 21/00917

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4707, 21/00914 tot en met 21/00917

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 december 2022
Datum publicatie
12 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:4707
Formele relaties
Zaaknummer
21/00914 tot en met 21/00917
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-03-2027] art. 8:42, Art. 55 AWR

Inhoudsindicatie

Procedure over navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2013 en aanslag IB/PVV 2014 over de volgende geschilpunten; (1) 8:42 Awb en (2) integrale kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/00914 tot en met 21/00917

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 mei 2021, nummers BRE 17/7494 tot en met 17/7496 en 17/7498, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2011 tot en met 2013 (hierna: navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2013) en de aanslag IB/PVV 2014 (hierna: aanslag IB/PVV 2014) opgelegd. Gelijktijdig met de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 is aan belanghebbende een beschikking heffingsrente gegeven. Gelijktijdig met de navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 en 2013 en de aanslag IB/PVV 2014 zijn aan belanghebbende beschikkingen belastingrente gegeven.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2014 en de rentebeschikkingen.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard. De inspecteur heeft een forfaitaire kostenvergoeding toegekend.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar en de beslissing op de kostenvergoeding beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.5.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, de zaken van de echtgenote van belanghebbende, [echtgenote] (hierna: [echtgenote] ) met de zaaknummers 21/00765 tot en met 21/00771 behandeld.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [echtgenote] . Op naam van [echtgenote] staat in het register van de Kamer van Koophandel een onderneming ingeschreven met de handelsnaam [de onderneming] (hierna: de onderneming). De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het fokken van, de verkoop van, bemiddeling in en chippen van pups.

2.2.

Belanghebbende heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd, aangiften IB/PVV ingediend voor de jaren 2011 tot en met 2014. In deze aangiften is geen belastbare winst uit onderneming aangegeven. De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2013 conform de ingediende aangiften vastgesteld.

2.3.

Na de start van een RIEC- en strafrechtelijk onderzoek naar de onderneming, belanghebbende en [echtgenote] , heeft de inspecteur bij brief van 18 mei 2016 een boekenonderzoek bij [echtgenote] aangekondigd waarbij de aanvaardbaarheid van de door haar gedane aangiften omzetbelastingbelasting voor de jaren 2011 tot en met 2015 onderzocht zal worden en tevens de door haar en belanghebbende gedane aangiften IB/PVV 2011 tot en met 2015 onderzocht zullen worden.

2.4.

Op 1 november 2016 heeft de inspecteur een concept controlerapport met de bevindingen uit het boekenonderzoek aan belanghebbende overhandigd (hierna: het concept controlerapport). Hierin stelt de inspecteur zich onder meer op het standpunt dat de onderneming als een vennootschap onder firma (hierna: vof) tussen belanghebbende en [echtgenote] aangemerkt moet worden. Belanghebbende en [echtgenote] kwalificeren volgens de inspecteur beiden als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Ter onderbouwing van het ondernemerschap van belanghebbende wijst de inspecteur op het volgende:

- in de administratie aangetroffen zakelijke correspondentie, waaronder diverse facturen, die gericht is aan belanghebbende;

- contacten die belanghebbende met derden (boekhouder en leverancier van hondenvoer) onderhield;

- de vermelding van de naam van belanghebbende en bij belanghebbende in gebruik zijnde (mobiele) telefoonnummers bij diverse advertenties waarbij pups te koop worden aangeboden.

De inspecteur heeft in het concept controlerapport aangekondigd van plan te zijn zowel belanghebbende als [echtgenote] voor de gehele winst uit onderneming te belasten, waarbij de toezegging is gedaan de aanslagen ambtshalve te verminderen zodra duidelijk is hoe de winstverdeling dient te zijn. Voor belanghebbende leidt dit tot gecorrigeerde winst uit onderneming van respectievelijk € 347.282 (2011), € 330.876 (2012), € 289.573 (2013) en € 433.668 (2014).

2.5.

Bij brief van 29 november 2016 heeft belanghebbende gereageerd op het concept controlerapport.

2.6.

Op 12 december 2016 heeft belanghebbende inzage gehad in het dossier.

2.7.

Het definitieve controlerapport met dagtekening 21 december 2016 is gelijkluidend aan het concept controlerapport en is op 21 december 2016 aan belanghebbende uitgereikt (hierna: het controlerapport).

2.8.

De navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2012 zijn in lijn met de aankondiging in het controlerapport aan belanghebbende opgelegd met dagtekening 21 december 2016 respectievelijk 11 februari 2017.

2.9.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2012 en heeft verzocht om toekenning van een integrale kostenvergoeding. Bij de motivering van 23 februari 2017 van het bezwaarschrift tegen navorderingsaanslag IB/PVV 2011 is als bijlage de “Notitie inzake: [de onderneming] /Fiscus” gevoegd. In deze notitie is, onder andere, een reactie opgenomen op de door de inspecteur in het controlerapport genoemde feiten en omstandigheden waaruit de inspecteur de conclusie heeft getrokken dat sprake is van een vof (zie 2.4).

2.10.

Met dagtekening 25 februari 2017 en 30 maart 2017 zijn de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 en de aanslag IB/PVV 2014 aan belanghebbende opgelegd.

2.11.

Belanghebbende heeft ook tegen die (navorderings)aanslagen bezwaar gemaakt en verzocht om toekenning van een integrale kostenvergoeding.

2.12.

Bij brief van 17 mei 2017 is een verklaring van [echtgenote] aan de inspecteur toegestuurd waarin [echtgenote] een uiteenzetting geeft over onder meer de bedrijfsvoering in de onderneming en de rol van haar en belanghebbende daarin.

2.13.

In de uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2017 op de bezwaarschriften tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2014 schrijft de inspecteur dat hij het op grond van de in de bezwaarfase aangevoerde argumenten aannemelijk acht dat van een vof geen sprake is en dat belanghebbende dan ook geen winstaandeel uit een vof heeft genoten. De inspecteur heeft daarom de navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2013 en de met betrekking tot die navorderingsaanslagen gegeven rentebeschikkingen vernietigd, de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2012 en 2014 verminderd en de met betrekking tot (navorderings)aanslagen IB/PVV 2012 en 2014 gegeven beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

2.14.

De inspecteur heeft het verzoek om toekenning van een integrale kostenvergoeding afgewezen. Hij heeft een forfaitaire kostenvergoeding toegekend van in totaal € 1.107, zijnde € 246 voor het indienen van een bezwaarschrift, € 246 voor het verschijnen op een hoorzitting, vermenigvuldigd met factor 1,5 vanwege het gewicht van de zaken en nogmaals vermenigvuldigd met factor 1,5 vanwege samenhang tussen de zaken.

2.15.

[opsporingsambtenaar 1] (hierna: [opsporingsambtenaar 1] ) en [opsporingsambtenaar 2] (hierna: [opsporingsambtenaar 2] ) waren zowel betrokken bij de uitvoering van het strafrechtelijk onderzoek als bij het opleggen van de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2014 en de bezwaarbehandeling. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek traden [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] op als buitengewoon opsporingsambtenaar.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de inspecteur verzuimd om alle op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen?

2. Heeft belanghebbende recht op toekenning van een integrale kostenvergoeding voor de bezwaarfase?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot toekenning van een integrale kostenvergoeding van € 27.435,70 voor de bezwaarfase. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing