Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4747, BKDH-21/00832 t/m BKDH-21/00834

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4747, BKDH-21/00832 t/m BKDH-21/00834

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 december 2022
Datum publicatie
20 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:4747
Formele relaties
Zaaknummer
BKDH-21/00832 t/m BKDH-21/00834
Relevante informatie
Art. 3.151 lid 1 Wet IB 2001, Art. 4.12 Wet IB 2001, Art. 27e lid 1 AWR, Art. 27h lid 2 AWR

Inhoudsindicatie

Aanslagen IB/PVV 2014 tot en met 2016. Art. 4.12, letter a, Wet IB 2001. Art. 27e, lid 1, AWR. Toename langlopende schulden en rekening-courantschulden terecht als uitdelingen aangemerkt.

Uitspraak

Zittingsplaats Den Haag

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BKDH-21/00832 tot en met BKDH-21/00834

in het geding tussen:

(gemachtigde: T. Vink)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 30 april 2021, nummers BRE 18/3537, BRE 20/6161 en BRE 20/9352.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.478.330 (na verrekening van een persoonsgebonden aftrek van € 71.971. Het verlies uit werk en woning is bij beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, Wet IB 2001 vastgesteld op € 21.135. Gelijktijdig heeft de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 31.887 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.587.818. Het verlies uit werk en woning is bij beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, Wet IB 2001 vastgesteld op € 35.237. Gelijktijdig heeft de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 18.002 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 970.584. Het verlies uit werk en woning is bij beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, Wet IB 2001 vastgesteld op € 9.027. Gelijktijdig heeft de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 27.810 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.4.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van respectievelijk 23 april 2018, 22 april 2020 en 9 oktober 2020 de door belanghebbende gemaakte bezwaren tegen de aanslagen, verliesbeschikkingen en beschikkingen inzake belastingrente voor de jaren 2014, 2015 en 2016 ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan zijn griffierechten geheven van respectievelijk € 46, € 48 en € 48.

1.6.

De beslissing van de Rechtbank luidt:

“- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2014 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en stelt het verlies uit werk en woning vast op € 21.135;

- vernietigt de beschikking belastingrente bij de aanslag IB/PVV 2014;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en stelt het verlies uit werk en woning vast op € 35.237;

- vernietigt de beschikking belastingrente bij de aanslag IB/PVV 2015;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en stelt het verlies uit werk en woning vast op € 9.027;

- vernietigt de beschikking belastingrente bij de aanslag IB/PVV 2016;

- stelt het bedrag van de ultimo 2016 niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek vast op € 71.971;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van, in totaal, € 142 aan deze vergoedt;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 534.”

1.7.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hoger beroepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 29 november 2022. De Inspecteur is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is met bericht niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is bestuurder en enig aandeelhouder van [de BV] .

2.2.

De BV houdt in de onderhavige jaren deelnemingen in [B.V. 2] , [Holding B.V.] , [B.V. 3] en [B.V. 4]

2.3.

Op 26 september 2010 is tussen belanghebbende en de BV een “vastlegging overeenkomst van geldlening onroerende zaak, [adres] te [woonplaats] ” gesloten. In deze overeenkomst, waarin belanghebbende wordt aangeduid als “de schuldenaar” en de BV als “de schuldeiser”, zijn belanghebbende en de BV onder meer het volgende overeengekomen:

“In aanmerking nemende dat:

• de Schuldenaar behoefte had aan financiering in het kader van de verbouwing gedurende de periode 2006 tot en met 2008 van de onroerende zaak, in gebruik zijnde als eigen woning en bedrijfscomplex, staande en gelegen te [adres] , [postcode] te [woonplaats] ;

• de Schuldeiser bereid is geweest schuldenaar een geldlening in depot te verstrekken ten behoeve van de financiering van het hiervoor genoemde onroerende zaak voor in totaal € 600.000;

• dat Schuldenaar op 1 januari 2008 in totaal € 229.736 van het ter beschikking gestelde depot heeft opgenomen en verschuldigd te zijn aan schuldeiser;

(…)

Artikel 2 Rentevergoeding

Artikel 3 Duur en Aflossing van de geleende som

Artikel 7 Zekerheden

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing