Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:489, 20/00796 en 20/00797

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:489, 20/00796 en 20/00797

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 februari 2022
Datum publicatie
18 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:489
Formele relaties
Zaaknummer
20/00796 en 20/00797
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 29

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft facturen ontvangen en heeft ter zake daarvan de voorbelasting in aftrek gebracht. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen opgelegd, omdat belanghebbende de facturen niet heeft betaald en de voorbelasting daar als belasting is verschuldigd o.g.v. art. 29 Wet OB 1968. Het hof is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de facturen niet zal betalen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00796 en 20/00797

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 november 2020, nummers BRE 20/194 en 20/290 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft twee naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, namelijk één over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 en één over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017. Gelijktijdig zijn bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht en boeten opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep (gedeeltelijk) gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

Partijen hebben ieder voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota’s doorgestuurd naar de andere partij. Deze pleitnota’s worden geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [A] namens belanghebbende en haar gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende houdt zich bezig met handelsbemiddeling in brandstoffen, ertsen, metalen en chemische producten. Belanghebbendes doelstelling is het creëren van vloeibaar biogas, waarmee het mogelijk wordt om transport, scheepvaart en spoorvoertuigen te verduurzamen. Belanghebbende houdt zich ook bezig met het zoeken naar een oplossing voor de mestproblematiek, in welk verband zij in 2011 en 2012 een aantal patenten heeft aangevraagd. Belanghebbende heeft het voornemen om een fabriek te bouwen, die uniek is in de wereld.

2.2.

Bestuurder van belanghebbende is [A] (hierna: [A] ). Enig aandeelhouder van belanghebbende is [Stichting] (hierna: de stichting). Bestuurders van de stichting zijn [A] en zijn partner [B] (hierna: [B] ).

2.3.

Belanghebbende maakt gebruik van de managementdiensten van [C BV] (hierna: [C BV] ). [C BV] brengt in dat kader maandelijks managementfees in rekening en heeft in dat verband facturen uitgereikt aan belanghebbende (hierna: inkoopfacturen). [C BV] heeft in 2014 tot en met maart 2017 in elke maand een inkoopfactuur uitgereikt van € 6.000 exclusief € 1.260 omzetbelasting. De betaaltermijn bedraagt voor alle inkoopfacturen 30 dagen. Belanghebbende heeft de inkoopfacturen tot op heden niet betaald.

2.4.

[A] en [B] zijn aandeelhouder van [C BV] . [A] is bestuurder van [C BV] .

2.5.

Belanghebbende heeft facturen uitgereikt aan [C BV] (hierna: verkoopfacturen). In een brief van 1 november 2014 van belanghebbende aan [C BV] , welke brief door [C BV] voor akkoord is getekend, is het volgende vermeld:

‘Hiermede de bevestiging de verrekening van onderstaande facturen welke wij aan [C BV] hebben gefactureerd te verrekenen met openstaande facturen welke wij ontvingen van [C BV] , als volgt:

Aan [C BV] gefactureerd door [belanghebbende] :

Factuur datum Factuurbedrag

0013-07 27-04-2013 9.297,54

0013-11 17-07-2013 4.786,70

0013-15 30-09-2013 22.971,58

0013-16 31-12-2013 6.864,90

0014-007 31-03-2014 11.380,36

0014-011 30-06-2014 12.864,96

0014-015 30-09-2014 5.893,84

Totaal euro 74.059,88

Te verrekenen met de facturen:

006-2012, 007-2012,008-2012, 009-2012, 010-2012, 013-2012,015-2012,017-2012, 019-2012, 021-2012 en 023-2012.’.

Op 31 december 2014 bedraagt de schuld die belanghebbende aan [C BV] heeft € 252.815 -/- € 74.059,88 = € 178.755,12. Op 1 januari 2014 bedraagt de schuld die belanghebbende bij [C BV] heeft € 165.695.

2.6.

Op de balansen van belanghebbende per ultimo 2013 tot en met ultimo 2017 is onder meer het volgende vermeld:

2013:

- Immaterieel actief nihil.

- Eigen vermogen: -/- € 115.712

2014:

- Immaterieel actief: € 1.250.000.

- Eigen vermogen (na eliminatie waarde licentie van € 1.250.000): -/- € 198.935.

2015:

- Immaterieel actief: € 1.250.000.

- Eigen vermogen (na eliminatie waarde licentie van € 1.250.000): -/- € 237.398.

2016:

- Immaterieel actief: € 1.250.000.

- Eigen vermogen (na eliminatie waarde licentie van € 1.250.000): -/- € 302.094.

2017:

- Immaterieel actief: € 1.250.000.

- Eigen vermogen (na eliminatie waarde licentie van € 1.250.000): -/- € 380.548.

2.7.

Belanghebbende doet aangifte omzetbelasting per kwartaal. De aangiften in alle in geschil zijnde tijdvakken, met uitzondering van de aangifte betreffende het derde kwartaal van 2016, hebben geresulteerd in een teruggave. Belanghebbende past het kasstelsel toe. Belanghebbende heeft de voorbelasting ter zake van de inkoopfacturen in aftrek gebracht.

2.8.

De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de door belanghebbende ingediende aangiften omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2017. De controle heeft plaatsgehad op 30 mei 2018. Het controlerapport is vastgesteld met dagtekening 3 oktober 2018. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur twee naheffingsaanslagen vastgesteld.

2.9.

De naheffingsaanslag over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 is opgelegd naar een bedrag van € 48.955. Tevens is bij beschikking € 3.718 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 4.895 opgelegd.

2.10.

De naheffingsaanslag over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 is opgelegd naar een bedrag van € 3.987. Tevens is bij beschikking € 139 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 398 opgelegd.

2.11.

De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

2.12.

De rechtbank heeft de naheffingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen verminderd. De rechtbank heeft de in 2.9 bedoelde naheffingsaanslag verminderd tot € 48.866, de daarbij gegeven rentebeschikking evenredig verminderd en de daarbij opgelegde boete verminderd tot € 356. De rechtbank heeft de in 2.10 bedoelde naheffingsaanslag verminderd tot € 3.920, de daarbij gegeven rentebeschikking evenredig verminderd en de daarbij opgelegde boete verminderd tot € 125.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is belanghebbende de ter zake van de inkoopfacturen in aftrek gebrachte voorbelasting als belasting verschuldigd?

  2. Zijn terecht boeten opgelegd, en zo ja, zijn deze passend en geboden?

3.2.

Belanghebbende concludeert met betrekking tot de in 2.9 bedoelde naheffingsaanslag primair naar het hof begrijpt tot vermindering naar een bedrag van € 3.506 en subsidiair tot vermindering naar een bedrag van € 17.366. Met betrekking tot de in 2.10 bedoelde naheffingsaanslag concludeert belanghebbende tot vermindering naar een bedrag van € 140. De inspecteur heeft zich tijdens het onderzoek ter zitting met de voornoemde bedragen € 17.366 respectievelijk € 140 akkoord verklaard voor het geval belanghebbendes standpunt inzake de twee respectievelijk één jaarstermijn van artikel 29, lid 2 respectievelijk lid 7, Wet OB 1968 (hierna: de 2/1-jaarstermijn) wordt gehonoreerd. Ten aanzien van de boeten concludeert belanghebbende dat deze moeten worden vernietigd, als vraag a ontkennend moet worden beantwoord.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing