Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:561, 21/00282

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:561, 21/00282

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 februari 2022
Datum publicatie
9 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:561
Zaaknummer
21/00282

Inhoudsindicatie

BPM. Schending Europeesrechtelijk verdedigingsbeginsel. Andere afloop niet aannemelijk geworden. Kortstondig gebruik niet aannemelijk gemaakt. Geen overschrijding redelijke termijn. Rechtbank heeft proceskostenvergoeding te laag vastgesteld; geen rekening gehouden met indienen schriftelijke zienswijze na bestuurlijke lus.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00282

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 december 2020, nummer BRE 19/3461, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn - met kennisgeving aan het hof – niet verschenen.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende staat in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) in 2018 ingeschreven op een adres in Nederland.

2.2.

Op 17 mei 2018 is geconstateerd dat belanghebbende als bestuurder van het motorrijtuig van het merk BMW, 120d X-drive, met het Duitse kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gebruik maakte van de openbare weg in Nederland. Op 30 oktober 2018 is wederom geconstateerd dat belanghebbende met de auto gebruik maakte de openbare weg in Nederland. Voor de auto is geen BPM betaald.

2.3.

Op 6 november 2018 heeft de inspecteur aan belanghebbende een kennisgeving gestuurd waarin hij aangeeft voornemens te zijn een naheffingsaanslag BPM en een verzuimboete op te leggen. Aan belanghebbende is verzocht schriftelijk te reageren binnen drie weken na dagtekening van deze kennisgeving. Belanghebbende heeft niet gereageerd.

2.4.

Op 12 december 2018 heeft de inspecteur meegedeeld dat aan belanghebbende een naheffingsaanslag met verzuimboete zal worden opgelegd.

2.5.

Op 20 februari 2019 is een naheffingsaanslag BPM opgelegd naar een te betalen bedrag van € 5.662. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur een verzuimboete van € 566 opgelegd.

2.6.

Belanghebbende heeft op 20 maart 2019, ontvangen door de inspecteur op 22 maart 2019, bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag BPM en de verzuimboete gehandhaafd.

2.7.

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 10 september 2020 de inspecteur in de gelegenheid gesteld belanghebbende te horen. Op 5 november 2020 is belanghebbende gehoord. De inspecteur heeft vervolgens de rechtbank bericht dat de hoorzitting niet tot nieuwe inzichten heeft geleid.

2.8.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag BPM gehandhaafd, de verzuimboete verminderd tot € 537 en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.047 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan hem vergoedt.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de naheffingsaanslag BPM terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

II. Is de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

III. Heeft de rechtbank ten onrechte geen immateriële schadevergoeding toegekend vanwege overschrijding van de redelijke termijn?

IV. Heeft de rechtbank een te lage proceskostenvergoeding toegekend?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag BPM en boetebeschikking, toekenning van een immateriële schadevergoeding en verhoging van de toegekende proceskostenvergoeding. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing