Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:562, 21/00340

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:562, 21/00340

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 februari 2022
Datum publicatie
9 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:562
Zaaknummer
21/00340

Inhoudsindicatie

De WOZ-waarde per 1-1-2018 van een in 2015 gebouwde twee-onder-een-kapwoning met een inhoud van 404 m³, een aanbouw van 41 m³, een vrijstaand schuur van 16 m³ en een perceel van 190 m² is vastgesteld op € 270.000.

De heffingsambtenaar maakt niet aannemelijk dat de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. De door belanghebbende bepleite waarde acht het hof eveneens niet aannemelijk. Het hof stelt de waarde van de woning op de peildatum in goede justitie vast op € 265.000.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00340

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 11 januari 2021, nummer AWB 19/3071, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken(hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [taxateur 1] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een in 2015 gebouwde twee-onder-een-kapwoning met een inhoud van 404 m³, een aanbouw van 41 m³ en een vrijstaand schuur van 16 m³. De onroerende zaak is gelegen op een perceel met een oppervlakte van 190 m².

2.2.

De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld op € 270.000.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vaststelling van de waarde van de onroerende zaak op € 208.000, subsidiair tot vaststelling van de waarde op € 260.000 en meer subsidiair tot vaststelling van de waarde op € 269.000.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing