Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:751, 20/00513

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:751, 20/00513

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 maart 2022
Datum publicatie
23 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:751
Formele relaties
Zaaknummer
20/00513

Inhoudsindicatie

In geschil is of de aan belanghebbende opgelegde verzuimboete van € 500 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Daarnaast is in geschil of, en zo ja, tot welke bedragen, belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding in bezwaar en een proceskostenvergoeding in beroep en hoger beroep.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00513

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 augustus 2020, nummer BRE 19/3057, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 9 maart 2019 heeft de inspecteur de aanslag vennootschapsbelasting 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Zij heeft vervolgens een verzoek ingediend om te worden vrijgesteld van griffierecht. De griffier heeft haar verzoek voorlopig toegewezen.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [A] , verbonden aan [B BV] te [vestigingsplaats] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummer 20/00514.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is op [oprichtingsdatum] 2004 opgericht en vanaf deze datum gevestigd aan de [adres 1] , [postcode 1] te [vestigingsplaats] . Met ingang van 22 maart 2016 heeft belanghebbende een postadres. Dit adres is [adres 2] , [postcode 2] te [vestigingsplaats] .

2.2.

[C BV] (hierna: de moedermaatschappij) houdt alle aandelen in belanghebbende. De moedermaatschappij is tevens 100% aandeelhouder van [B BV] [A] , tevens gemachtigde van belanghebbende, is enig aandeelhouder van de moedermaatschappij en bestuurder van belanghebbende, de moedermaatschappij en [B BV]

2.3.

Met dagtekening 1 maart 2018 heeft de inspecteur belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting over het belastingjaar 2017.

2.4.

Op 8 april 2018 heeft belanghebbende tegelijkertijd met de moedermaatschappij en [B BV] verzocht om uitstel tot het doen van aangifte tot 1 november 2018. De inspecteur heeft op dit verzoek niet gereageerd.

2.5.

Met dagtekening 26 juni 2018 heeft de inspecteur belanghebbende een brief gezonden met als onderwerp ‘Herinnering aangifte 1 januari 2017 — 31 december 2017.’ met onder andere de volgende tekst:

"…..U moest vóór 1 juni 2018 aangifte doen. U hebt dit nog niet gedaan. Misschien bent u vergeten om aangifte te doen of heeft uw aangifte ons niet bereikt.

Voorkom een boete

We willen uw aangifte graag in behandeling nemen. Uw aangifte moet nu uiterlijk 10 juli 2018 bij ons binnen zijn. U kunt geen uitstel meer krijgen. Als u uw aangifte niet voor deze datum instuurt, krijgt u een aanmaning. Reageert u niet of niet op tijd op deze aanmaning, dan kunt u een boete krijgen.…..".

2.6.

Bij brief van 5 juli 2018 heeft belanghebbende onder vermelding van haar brief van 8 april 2018 nogmaals verzocht om uitstel tot het doen van aangifte tot 1 november 2018.

2.7.

Bij brief van 1 september 2018 heeft de inspecteur belanghebbende een brief gezonden met als onderwerp ‘Uw verzoek om uitstel’ met onder andere de volgende tekst:

“…..U hebt op 6 juli 2018 uitstel aangevraagd voor uw aangifte vennootschapsbelasting over belastingjaar 2017.

Door een technische storing krijgt u helaas pas nu een reactie. Onze excuses hiervoor.

U hebt uitstel gekregen. Omdat u dit al eerder van ons had moeten horen, kan het zijn dat u inmiddels aangifte hebt gedaan.

……”.

2.8.

Met dagtekening 21 november 2018 heeft de inspecteur belanghebbende aangemaand tot het doen van aangifte. In de aanmaning heeft hij belanghebbende een uiterste reactietermijn gegeven tot 6 december 2018.

2.9.

Op 30 november 2018 heeft belanghebbende de inspecteur schriftelijk verzocht zijn administratie te corrigeren en haar te bevestigen dat de aanmaning als niet verzonden mag worden beschouwd en dat vanaf 6 december 2018 geen schatting plaats zal vinden en/of een boete wordt opgelegd. De inspecteur heeft op dit verzoek niet gereageerd.

2.10.

Belanghebbende heeft de aangifte vennootschapsbelasting 2017 op 8 februari 2019 ingediend.

2.11.

Met dagtekening 9 maart 2019 heeft de inspecteur de aanslag vastgesteld en daarbij aan belanghebbende wegens het niet tijdig indienen van de aangifte een verzuimboete opgelegd van € 2.639.

2.12.

Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Op 23 april 2019 heeft de inspecteur telefonisch contact gehad met belanghebbende. Tijdens dit gesprek is het bezwaarschrift besproken en heeft de inspecteur belanghebbende in de gelegenheid gesteld om gebruik te maken van haar recht om gehoord te worden. Belanghebbende heeft aangegeven hier geen gebruik van te willen maken. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de verzuimboete gematigd naar € 500.

2.13.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de verzuimboete van € 500 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Daarnaast is in geschil of, en zo ja, tot welke bedragen, belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding in bezwaar en een proceskostenvergoeding in beroep en hoger beroep.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de verzuimboete dan wel tot matiging van de boete tot een (symbolisch) bedrag van € 1. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing