Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:754, 20/00611 tot en met 20/00617

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:754, 20/00611 tot en met 20/00617

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 maart 2022
Datum publicatie
6 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:754
Zaaknummer
20/00611 tot en met 20/00617

Inhoudsindicatie

Compromis. Het hof is bij de beantwoording van de vraag of een boete passend en geboden is niet gebonden aan de standpunten van partijen daarover.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00611 tot en met 20/00617

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 september 2020, nummers 18/1572 tot en met 18/5775, 18/2193, 18/2194 en 19/6744 in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd over de jaren 2010 tot en met 2013 (hierna: de navorderingsaanslagen). Tevens is telkens bij beschikking rente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.1.2.

De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de periodes 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (hierna: de naheffingsaanslagen). Tevens is telkens bij beschikking rente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover dat betrekking heeft op de boetebeschikkingen bij de naheffingsaanslagen. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.6.

Beide partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Met datum 17 december 2016 stelt de inspecteur de navorderingsaanslagen vast, brengt hij bij beschikking rente in rekening en legt hij bij beschikking boeten op naar de hierna vermelde bedragen:

Jaar

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Rente

Boete

2010

€ 89.029

€ 3.400

€ 4.306

2011

€ 56.184

€ 315

€ 462

2012

€ 60.147

€ 453

€ 844

2013

€ 51.245

€ 68

€ 168

2.2.

Met datum 24 december 2016 stelt de inspecteur de naheffingsaanslagen vast. Ook bij de naheffingsaanslagen wordt bij beschikking rente in rekening gebracht en worden boeten opgelegd:

Jaar

Verschuldigde omzetbelasting

Rente

Boete

2011

€ 15.204

€ 2.608

€ 3.801

2012

€ 7.813

€ 1.147

€ 1.953

2013

€ 1.754

€ 207

€ 438

2.3.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen, de naheffingsaanslagen en de bij die belastingaanslagen gegeven beschikkingen gehandhaafd.

2.4.

De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen, de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen in stand gelaten. De boeten bij de navorderingsaanslagen zijn verminderd met 20% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn en de boetebeschikkingen bij de naheffingsaanslagen zijn door de rechtbank vernietigd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Zijn de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld?

II. Mocht de inspecteur boeten opleggen en is de hoogte daarvan passend en geboden?

4 Gronden

5 Beslissing