Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:863, 19/00706

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:863, 19/00706

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 maart 2022
Datum publicatie
6 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:863
Formele relaties
Zaaknummer
19/00706

Inhoudsindicatie

Verwijzingszaak van HR 29 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1873.

Aan belanghebbende is een aanslag schenkbelasting opgelegd in verband met een belaste verkrijging in het jaar 2010. Gelet op de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:968, die onherroepelijk vaststaat, is het hof - net als de inspecteur - van oordeel dat de aanslag moet worden vernietigd. Het belastbare feit moet worden geacht zich niet te hebben voorgedaan.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00706

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland te Arnhem (hierna: de rechtbank) van 13 september 2017, nummer AWB 16/5455 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag schenkbelasting naar een belaste verkrijging in het jaar 2010 van € 9.998.0000 (hierna: de aanslag).

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn verschenen en gehoord namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende is met kennisgeving van verhindering niet verschenen. Voor de zitting heeft belanghebbende laten weten dat zij noch iemand namens haar zal verschijnen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

Gronden

Ten aanzien van het geschil

De griffier van het hof heeft op 8 februari 2022 op verzoek van het hof telefonisch contact opgenomen met de inspecteur en hem gevraagd om tijdens de zitting te reageren op de uitspraak van rechtbank Gelderland van 27 februari 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1097, en de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:968, die op www.rechtspraak.nl zijn te vinden aan de hand van de zoekterm “VVHV”.

Tijdens de zitting heeft de inspecteur een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof. In de pleitnota is onder meer het volgende vermeld:

“Allereerst wil ik reageren op de stelling van belanghebbende dat de betalingen, die ten grondslag liggen aan de opgelegde aanslag schenkbelasting, door de curator zijn teruggedraaid met een beroep op [C] . Uw griffier heeft in dit verband gewezen op een tweetal civiele uitspraken van de Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2019:1097) en het daaropvolgend hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL: 2021:968). Uit de beide hiervoor genoemde uitspraken blijkt dat de rechtbank heeft beslist dat alle samenhangende afspraken die voortvloeien uit de VVHV nietig zijn. De betalingen die zijn gedaan aan de hand van de afspraken in de VVHV zijn eveneens nietig en daardoor onverschuldigd betaald. De rechtbank heeft belanghebbende en [A] veroordeeld om de ontvangen bedragen te betalen aan de curator. Het Gerechtshof heeft op 2 februari 2021 het vonnis van de rechtbank op dit punt bekrachtigd. Ten aanzien van deze twee civiele uitspraken wil ik opmerken dat het gaat om twee anonieme uitspraken die zijn gepubliceerd op Rechtspraak.nl. Gelet op de feiten lijkt het te gaan om de familie [B] en de omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan de onderhavige aanslag schenkbelasting. Helemaal zeker weten doen we dit niet. Eveneens is niet helder of de familie in cassatie is gegaan tegen de uitspraak van het Gerechtshof. Graag zou ik meer helderheid willen hebben over deze twee punten alvorens ik hier fiscale consequenties aan kan verbinden.

Mocht blijken dat de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021 onherroepelijk vaststaat, dan is het belastbaar feit naar aanleiding waarvan de aanslag schenkbelasting is opgelegd, teniet gegaan. De aanslag schenkbelasting kan in dat geval worden vernietigd.”.

Daarop heeft de voorzitter de zitting geschorst. Tijdens de schorsing heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met de civiele griffie van de Hoge Raad. Desgevraagd is meegedeeld dat tegen de uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:968 geen beroep in cassatie is ingesteld. Nadat de zitting is hervat, heeft de voorzitter de inspecteur hiervan in kennis gesteld en meegedeeld dat de aanslag, in navolging van wat de inspecteur in de pleitnota heeft vermeld, zal worden vernietigd. Het hof is namelijk van oordeel dat het belastbare feit geacht moet worden zich niet te hebben voorgedaan.

Ten aanzien van het griffierecht

De inspecteur dient aan belanghebbende het bij de rechtbank en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden betaalde griffierecht van € 46 respectievelijk € 124 te vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep gegrond had moeten worden verklaard.

Ten aanzien van de proceskosten

Het hof veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en de hoger beroepen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, omdat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is en het beroep bij de rechtbank gegrond is.

Het hof stelt de tegemoetkoming voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank, zijnde de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, op 1 (punt)1 x € 759 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 759.

Het hof stelt de tegemoetkoming voor de behandeling van het hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, op een bedrag aan reis- en verletkosten van A.D. van Dijken, als gemachtigde van belanghebbende, voor het bijwonen van de zitting van € 3,66.

Het hof stelt de tegemoetkoming voor de behandeling van het hoger beroep na verwijzing bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 1 (punt)2 x € 759 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 759.

Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt. Belanghebbende heeft niet verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar.3

Beslissing

Het hof:

-

verklaart het hoger beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

-

verklaart het tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vernietigt de aanslag;

-

bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van, in totaal, € 170 vergoedt;

-

veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank, gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en gerechtshof ’s-Hertogenbosch van € 1.521,66.

De uitspraak is gedaan door P.A.M. Pijnenburg, voorzitter, P.C. van der Vegt en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van M.M. Stassen-Kanters, als griffier.

De uitspraak is alleen door de voorzitter ondertekend aangezien de griffier is verhinderd deze te ondertekenen.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. (Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

  3. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

  4. e gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.