Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:933, 20/00694 tot en met 20/00701

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:933, 20/00694 tot en met 20/00701

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 maart 2022
Datum publicatie
7 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:933
Zaaknummer
20/00694 tot en met 20/00701
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 9.6

Inhoudsindicatie

Artikel 9.6 Wet IB 2001. De inspecteur heeft terecht het verzoek tot ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen afgewezen. De bewijsregel van de omkering en verzwaring van de bewijslast die het gevolg is van de omstandigheid dat belanghebbende over de onderhavige jaren niet de vereiste aangiften heeft gedaan, werkt door in de beoordeling van een verzoek om ambtshalve vermindering in de zin van artikel 9.6 Wet IB van de met toepassing van die bewijsregel vastgestelde belastingaanslagen. Een andersluidend oordeel zou namelijk het ongerijmde gevolg (kunnen) hebben dat bij eenzelfde feitencomplex de bewijslast bij een verzoek om ambtshalve vermindering lichter zou zijn dan de bewijslast bij de belastingaanslag waarvan de vermindering wordt verzocht.

Het hof matigt de boetebeschikkingen tot nihil wegens de financiële omstandigheden van belanghebbende.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00694 tot en met 20/00701

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 16 oktober 2020, nummers BRE 19/1912 tot en met 19/1919 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2011 tot en met 2013 en navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) over de jaren 2011 en 2012 opgelegd. Verder zijn aan belanghebbende (primitieve) aanslagen IB/PVV over het jaar 2014 en Zvw over de jaren 2013 en 2014 opgelegd (hierna alle (navorderings)aanslagen gezamenlijk: de belastingaanslagen). Tegelijk met de belastingaanslagen heeft de inspecteur telkens bij beschikking heffingsrente (2011) of belastingrente (2012 tot en met 2014) in rekening gebracht en bij de (navorderings)aanslagen IB/PVV telkens bij beschikking een vergrijpboete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft om ambtshalve vermindering van die belastingaanslagen verzocht. De inspecteur heeft dat verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikkingen afgewezen. Tegen die beschikkingen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof.

1.5.

De inspecteur heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar belanghebbende.

1.6.

De zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 3 februari 2022.

Aan deze zitting hebben deelgenomen belanghebbende en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 15 september 2015 heeft de inspecteur een bezoek gebracht aan (onder meer) belanghebbende en naar aanleiding van dat gesprek is besloten een boekenonderzoek in te stellen. Belanghebbende heeft verklaard geen medewerking te willen verlenen aan een boekenonderzoek. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur een onderzoek ingesteld naar de inkomsten en uitgaven van belanghebbende aan de hand van bankafschriften van diens bankrekeningen.

2.2.

De inspecteur heeft op basis van de bankafschriften geconstateerd dat er diverse kasstortingen zijn gedaan en dat er bedragen van derden (direct of via andere bankrekeningen) zijn ontvangen op de privébankrekening van belanghebbende. Het gaat om de volgende bedragen aan kasstortingen en ontvangsten:

- 2011: € 47.990

- 2012: € 55.906

- 2013: € 60.845

- 2014: € 25.073

2.3.

In 2012 is aan de zoon van belanghebbende een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) van € 34.000 toegekend. Dit bedrag is volledig op de bankrekening van belanghebbende overgeboekt.

2.4.

Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek heeft de inspecteur de belastingaanslagen opgelegd en de bijbehorende beschikkingen vastgesteld. De inspecteur heeft daarbij de in 2.2 genoemde kasstortingen en het in 2.3 genoemde PGB in aanmerking genomen als belastbare inkomsten uit overige werkzaamheden voor de betreffende jaren.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslagen. De bezwaren tegen de belastingaanslagen zijn wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Dit hof heeft bij uitspraak van 9 januari 20201 geoordeeld dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie heeft de Hoge Raad op 29 januari 2021 ongegrond verklaard.2

2.6.

De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tevens aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering in de zin van artikel 9.6 Wet IB 2001 en afwijzend beslist bij voor bezwaar vatbare beschikkingen. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende afgewezen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen, de beschikkingen heffings- respectievelijk belastingrente en de daarbij opgelegde vergrijpboeten terecht heeft afgewezen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen en de bijbehorende beschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank met uitzondering van de beslissing over de vergrijpboeten en tot matiging van de opgelegde vergrijpboeten tot een totaalbedrag van € 5.000.

4 Gronden

5 Beslissing