Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1709, 21/01330 en 21/01331

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1709, 21/01330 en 21/01331

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 mei 2023
Datum publicatie
5 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1709
Formele relaties
Zaaknummer
21/01330 en 21/01331
Relevante informatie
Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 6.2a Wet IB 2001, Art. 6.17 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 2016 en 2019 rente en specifieke zorgkosten betaald. In geschil is of de rente aftrekbaar is als rente op een eigen woning schuld en of hij recht heeft op een hogere persoonsgebonden aftrek. Het hof oordeelt dat geen sprake is van eigenwoningschuld omdat het hof net als de rechtbank geen verband kan vaststellen tussen het aangaan van de leningen en een eerdere verbouwing. Met betrekking tot de uitgaven voor vervoer oordelen hof en rechtbank dat belanghebbende voor 2016 de kosten niet aannemelijk heeft gemaakt. Voor 2017 heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de vervoerskosten meer bedragen dan het bedrag dat de inspecteur in aftrek heeft toegestaan.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/01330 en 21/01331

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van9 september 2021, nummers BRE 20/7787 en BRE 20/9384, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2016 en 2017 (hierna: aanslag IB/PVV 2016/2017, hierna tezamen: de aanslagen) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht (hierna: beschikkingen belastingrente).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 16 februari 2023 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer 1] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 1 maart 2023 door belanghebbende is afgehaald op een PostNL-locatie.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op 20 oktober 1957. Belanghebbende was in 2016 en 2017 getrouwd met [A] (hierna: de echtgenote) en was woonachtig op [adres] te [woonplaats] (hierna: de eigen woning).

2.2.

Belanghebbende en de echtgenote zijn eigenaar van de eigen woning.

2.3.

In 2002 hebben belanghebbende en de echtgenote de eigen woning verbouwd. Belanghebbende heeft facturen van [B] overgelegd waaruit een totaal van € 28.569 aan verbouwingskosten volgt.

2.4.

Belanghebbende en de echtgenote hebben een aflossingsvrije hypotheeklening bij de ING (voormalig Postbank BV). De betaalde rente in 2016 bedraagt € 1.717,49 en in 2017 € 1.432,23.

2.5.

Belanghebbende en de echtgenote hebben verder een doorlopend krediet bij Interbank met kenmerk [nummer 2] . Het jaaroverzicht van Interbank over 2016 ontbreekt.

Het jaaroverzicht 2017 luidt als volgt:

“Interbank Saldo € Rente 2017 (€)

Saldo per 1 januari 2017 27.216,97

Rente 2.756,64

Aflossing in 2017 -1.793

Totaal 31 december 2017 25.423,61 2.756,64”

2.6.

Met dagtekening 23 november 2017 heeft Interbank belanghebbende en zijn echtgenote laten weten dat naar aanleiding van hun verzoek het limietbedrag en het termijnbedrag van het krediet worden aangepast. In deze brief is het volgende vermeld:

Door deze aanpassing wordt de nieuwe theoretische looptijd van uw krediet 114 maanden. Omdat de looptijd van uw krediet langer wordt, nemen de kosten van het krediet toe. In totaal nemen de kosten met € 5.477,85 toe.”.

2.7.

Belanghebbende heeft een doorlopend krediet bij Vesting Finance met kenmerk [nummer 3] .

2.8.

Aan belanghebbende is de aanslag IB/PVV 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen, tevens verzamelinkomen van € 28.977. Het belastbaar inkomen is als volgt samengesteld:

Loon, uitkering ZVW

[BV] B.V. € 1.404

UWV € 7.252

Pensioen, lijfrente of andere uitkeringen

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de detailhandel € 6.890

UWV € 15.465

Inkomsten eigen woning

Huurwaarde € 1.005

Rente ING Hypotheeklening € 1.718

Rente Interbank € 3.021

- € 3.734

Aandeel belanghebbende - € 2.034

Persoonsgebonden aftrek

Uitgaven voor specifieke kosten € 322

Drempel uitgaven specifieke zorgkosten € 1.017

€ 0

Aandeel belanghebbende € 0

Belastbaar inkomen € 28.977

Dit inkomen wijkt op de volgende onderdelen af van het aangegeven inkomen:

-

Een lager bedrag aan aftrekposten eigen woning omdat de inspecteur geen aftrek heeft toegestaan voor rente op het doorlopend krediet bij ING en is uitgegaan van een lager bedrag aan rente bij Interbank.

-

Geen persoonsgebonden aftrek, omdat de inspecteur is uitgegaan van een lager bedrag aan uitgaven voor specifieke zorgkosten, geen aftrek heeft geaccepteerd voor studiekosten en giften, en ervan is uitgegaan dat belanghebbende geen ‘restant persoonsgebonden aftrek’ meer had.

2.9.

Aan belanghebbende is een aanslag IB/PVV 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen, tevens verzamelinkomen van € 30.757. Het inkomen is als volgt samengesteld:

Pensioen, lijfrente of andere uitkeringen

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de detailhandel € 1.148

UWV € 31.288

Inkomsten eigen woning

Huurwaarde € 1.012

Rente ING Hypotheeklening € 1.433

Rente Interbank € 2.757

Rente krediet Vesting Finance € 179

- € 3.357

Aandeel belanghebbende - € 1.679

Persoonsgebonden aftrek

Uitgaven voor specifieke kosten € 0

Drempel uitgaven specifieke zorgkosten € 1.266

€ 0

Aandeel belanghebbende € 0

Belastbaar inkomen € 30.757

Dit inkomen wijkt op de volgende onderdelen af van het aangegeven inkomen:

-

Een lager bedrag aan aftrekposten eigen woning omdat de inspecteur is uitgegaan van een lager bedrag aan rente bij Interbank en rente op doorlopend krediet bij ING en Vesting Finance en geen aftrek heeft toegestaan van financieringskosten bij Interbank.

-

Geen persoonsgebonden aftrek, omdat geen aftrek voor specifiek zorgkosten is geaccepteerd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de aanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil de antwoorden op de volgende vragen:

I. Heeft belanghebbende recht op een hogere aftrek in verband met de eigen woning?

II Heeft belanghebbende recht op een hogere aftrek in verband met de specifieke zorgkosten, studiekosten en giften? III. Heeft belanghebbende recht op een (restant) hogere persoonsgebonden aftrek? IV Heeft belanghebbende recht op schadevergoeding omdat hij is opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV) databank?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing