Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2185, 21/00358 tot en met 21/00363
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2185, 21/00358 tot en met 21/00363
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 juli 2023
- Datum publicatie
- 14 september 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:1409
- Zaaknummer
- 21/00358 tot en met 21/00363
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/00358 tot en met 21/00363
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 21 januari 2021, nummers BRE 17/6502 , 18/7671 tot en met 18/7674 en 18/7785, in het geding tussen belanghebbende en,
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de minister van Justitie en Veiligheid,
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: beschikking belastingrente). De naheffingsaanslag heeft betrekking op de volgende personenauto’s die hierna worden aangeduid als auto’s 1 tot en met 6:
|
Auto |
Merk en type |
Laatste vier cijfers VIN |
|
1 |
BMW 4-serie Gran Coupé – 420d High Executive |
[VIN nummer 1] |
|
2 |
BMW 4-serie 435i High Executive |
[VIN nummer 2] |
|
3 |
Opel Antara 2.2 CDTI Edition 2x4 |
[VIN nummer 3] |
|
4 |
BMW X5 4.0d xDrive High Executive |
[VIN nummer 4] |
|
5 |
Audi A6 Allroad 3.0TDI quattro Pro Line Plus |
[VIN nummer 5] |
|
6 |
BMW 3-serie Touring 320d Executive |
[VIN nummer 6] |
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en beschikking belastingrente. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan, het bezwaar gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 1 en 4 tot en met 6 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Het hof heeft de navolgende nummers aan het hoger beroep toegekend:
|
Auto |
Nummer RB |
Nummer hof |
|
1 |
BRE 17/6502 |
21/00358 |
|
2 |
BRE 18/7671 |
21/00359 |
|
3 |
BRE 18/7672 |
21/00360 |
|
4 |
BRE 18/7673 |
21/00361 |
|
5 |
BRE 18/7674 |
21/00362 |
|
6 |
BRE 18/7785 |
21/00363 |
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de op 8 april 2022 geplande zitting nadere stukken met dagtekening 16 maart 2022 ingediend. Belanghebbende heeft daarin verzocht om een openbare zitting en om geluidsopnamen te mogen maken van de zitting. Belanghebbende heeft daarnaast nadere stukken met dagtekening 21 maart 2022 ingediend. Alle stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
Het hof heeft bij brief van 29 maart 2022 het verzoek om de zitting openbaar te houden toegewezen. Het hof heeft het verzoek om geluidsopnamen te mogen maken afgewezen.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 april 2022 verzocht om uitstel van de op 8 april 2022 geplande zitting omdat een geïnteresseerde derde en belanghebbende bij telefonische navraag bij het hof onjuist geïnformeerd zijn over de openbaarheid van de zitting (hierna: het uitstelverzoek).
Het hof heeft het uitstelverzoek toegewezen.
Belanghebbende heeft vervolgens een brief met dagtekening 12 april 2022 ingediend met het verzoek om de beslissing over het maken van geluidsopnamen te heroverwegen. De griffier heeft belanghebbende telefonisch medegedeeld dat het hof hiertoe geen aanleiding ziet.
Het hof heeft bij brief van 16 februari 2023 medegedeeld dat de op 24 maart 2023 geplande zitting, overeenkomstig hetgeen met betrekking tot de op 8 april 2022 geplande zitting is besloten (zie onder 1.7), openbaar zal zijn.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende haar bestuurder, [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) en haar gemachtigde, [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig met de onderhavige zaak, maar niet gevoegd, de zaken van belanghebbende met de nummers 21/01242, 21/00349 tot en met 21/00357 en 21/00364 tot en met 21/00373 behandeld.
De inspecteur heeft in de onderhavige zaak (evenals in voornoemde andere zaken) een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Belanghebbende heeft op zitting een door haar gemachtigde aan haar verstrekte factuur met dagtekening 21 maart 2023, een specificatie van de reis- en verletkosten die [bestuurder] heeft gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting en een loonstrook van [bestuurder] van maart 2023 overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Auto’s 1 tot en met 6 zijn gebruikte margeauto’s die in Nederland zijn ingevoerd.
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van auto’s 1 tot en met 6 aangifte BPM gedaan naar een te betalen BPM-bedrag van € 2.883, € 4.409, € 1.416, € 6.073, € 3.933 respectievelijk € 2.479. Belanghebbende heeft de in de aangiften opgenomen herrekende historische bruto BPM-bedragen herleid uit historische koerslijsten van Autotelex. Op deze herrekende historische bruto BPM-bedragen heeft belanghebbende de afschrijving zoals deze volgt uit de forfaitaire tabel in mindering gebracht. Belanghebbende heeft de op eigen aangiften verschuldigde BPM-bedragen voldaan.
In bij voornoemde aangiften gevoegde bijlagen zijn alternatieve berekeningen van de verschuldigde BPM-bedragen opgenomen die gebaseerd zijn op koerslijsten van XRay voor margevoertuigen. Uit de tot de gedingstukken behorende printscreens van XRay “Voertuig informatie” volgt een handelsinkoopwaarde van € 30.840 (auto 1), € 44.488 (auto 2), € 9.993 (auto 3), € 53.973 (auto 4), € 31.977 (auto 5) respectievelijk € 25.944 (auto 6). In deze printscreens is de nieuwprijs van de fabrieksopties gesteld op € 13.495 (auto 1), € 15.737 (auto 2), € 1.195 (auto 3), € 30.272 (auto 4), € 11.448 (auto 5) respectievelijk € 8.856 (auto 6). Als bijlagen bij de aangiften zijn daarnaast onderdelen van koerslijsten van Autotelex gevoegd waarin de totale waarde van de opties en accessoires op € 11.153 (auto 1), € 13.007 (auto 2), € 866 (auto 3), € 25.021 (auto 4), € 8.798 (auto 5) respectievelijk € 7.318 (auto 6) wordt gesteld. Uit de koerslijsten van Autotelex valt, in tegenstelling tot de printscreens van XRay, af te leiden welke waarde aan de diverse opties en accessoires is toegekend. In de printscreens van XRay is slechts een totaalbedrag opgenomen.
Met dagtekening 27 september 2016 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd en de beschikking belastingrente gegeven. Het in totaal nageheven BPM-bedrag is € 14.391. Uitgesplitst naar de diverse auto’s levert dit het volgende beeld op:
|
Auto |
Verschuldigde BPM-bedrag in € |
Naheffing in € |
|
1 |
4.527 |
1.644 |
|
2 |
6.194 |
1.785 |
|
3 |
3.961 |
2.545 |
|
4 |
8.873 |
2.800 |
|
5 |
7.725 |
3.792 |
|
6 |
4.305 |
1.825 |
De inspecteur heeft nageheven omdat hij de in de aangiften toegepaste herleiding van het herrekende bruto BPM-bedragen niet heeft geaccepteerd. De inspecteur heeft met betrekking tot de auto’s 1 tot en met 6 het historische bruto BPM-bedrag vastgesteld op € 7.794, € 11.443, € 12.097, € 15.276, € 19.074 respectievelijk € 7.778. Bij auto’s 1, 4 en 6 is de afschrijving gebaseerd op de meest actuele koerslijst van Autotelex. Bij auto’s 2, 3 en 5 is de afschrijving gebaseerd op de forfaitaire tabel.
De beschikking belastingrente bedraagt € 425.
Bij brief van 31 oktober 2016 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en beschikking belastingrente.
De inspecteur heeft op 12 september 2017 uitspraak op bezwaar gedaan, het bezwaar gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 1 en 4 tot en met 6 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 13.363 en de beschikking belastingrente tot € 394. Na uitspraak op bezwaar bedraagt de naheffing per auto:
|
Auto |
Naheffing in € |
|
1 |
1.419 |
|
2 |
1.785 |
|
3 |
2.545 |
|
4 |
2.356 |
|
5 |
3.648 |
|
6 |
1.610 |
De naheffingsaanslag ter zake van auto’s 1 en 4 tot en met 6 is verminderd vanwege het verschil tussen marge- en BTW-auto’s.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
Auto 4 is op 13 mei 2019 door een andere belastingplichtige geëxporteerd. Aan die belastingplichtige is, in verband met de export, een BPM-teruggaaf verleend. Bij deze teruggaaf is geen rekening gehouden met de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag.
Bij uitspraak van 21 januari 2021 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd met uitzondering van de kostenveroordeling, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 11.094, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de inspecteur en de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 463 respectievelijk € 2.037, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die belanghebbende voor het beroep heeft gemaakt van € 1.602 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding als volgt berekend: 3 (punten)1 x € 534 (waarde per punt) x 1 (factor samenhang) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.602. De rechtbank heeft geen vergoeding voor reis- en verletkosten toegekend, omdat een dergelijke vergoeding is toegekend in de zaak met de zaaknummers 17/6501 en 18/7663 tot en met 18/7670 (het hoger beroep met de nummers 21/00349 tot en met 21/00357).
De rechtbank heeft de naheffingsaanslag, zoals die luidt na uitspraak op bezwaar, ter zake van auto’s 1 tot en met 3 gehandhaafd. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag, zoals die luidt na uitspraak op bezwaar, ter zake van auto’s 4 tot en met 6 verminderd. De vermindering van de naheffingsaanslag ter zake van auto 4 heeft ermee te maken dat de rechtbank het afschrijvingspercentage in goede justitie heeft vastgesteld op 50%. Achtergrond hiervan is dat partijen de nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde van de velgen niet aannemelijk hebben gemaakt. De vermindering van de naheffingsaanslag ter zake van auto 5 heeft ermee te maken dat de rechtbank het afschrijvingspercentage in goede justitie heeft vastgesteld op 62%, aangezien de handelsinkoopwaarde van de opties niet aan de hand van de gedingstukken vastgesteld kan worden en partijen het erover eens zijn dat het historisch bruto BPM-bedrag berekend dient te worden naar het tarief zoals dat in 2013 gold. De vermindering van de naheffingsaanslag ter zake van auto 6 heeft ermee te maken dat de rechtbank het afschrijvingspercentage in goede justitie heeft vastgesteld op 52%, aangezien de handelsinkoopwaarde van de opties aan de hand van de gedingstukken niet vastgesteld kan worden.
De naheffingsaanslag zoals deze luidt na vermindering door de rechtbank is als volgt onder te verdelen over de diverse auto’s:
|
Auto |
Naheffing in € |
|
1 |
1.419 |
|
2 |
1.785 |
|
3 |
2.545 |
|
4 |
2.163 |
|
5 |
2.047 |
|
6 |
1.135 |
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Kan de verschuldigde BPM worden herleid vanuit de herrekende bruto BPM, die is vastgesteld op basis van de restwaarde van een eerder ingevoerd referentievoertuig (auto’s 1 tot en met 6)?
2. Kan belanghebbende een beroep doen op de handelsinkoopwaarden zoals deze volgen uit de in de bijlagen bij de aangiften gevoegde koerslijsten van XRay voor margevoertuigen (auto’s 1 tot en met 6)?
3. Dient de naheffingsaanslag (tijdsevenredig) verminderd te worden aangezien bij de BPM-teruggaaf ter zake van export geen rekening is gehouden met het nageheven BPM-bedrag (auto 4)?
4. Heeft belanghebbende recht op een hogere proceskostenvergoeding dan door de rechtbank is toegekend?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslag en toekenning van een hogere proceskostenvergoeding voor het geding bij de rechtbank. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.