Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2187, 21/01242
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2187, 21/01242
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 juli 2023
- Datum publicatie
- 14 september 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:1410
- Zaaknummer
- 21/01242
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 7:11 Awb, Art. 8:42 Awb, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01242
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 9 september 2021, nummer SGR 21/1303, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de minister van Justitie en Veiligheid,
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ter zake van een personenauto van het merk Land Rover, type Range Rover, met VIN eindigend op [VIN nummer] (de auto).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan, het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd.
De inspecteur heeft vervolgens een nieuwe naheffingsaanslag opgelegd ter zake van de auto. Gelijktijdig is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de nieuwe naheffingsaanslag en beschikking belastingrente. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen laatstgenoemde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de op 8 april 2022 geplande zitting nadere stukken met dagtekening 16 maart 2022 ingediend. Belanghebbende heeft daarin verzocht om een openbare zitting en om geluidsopnamen te mogen maken van de zitting. Belanghebbende heeft daarnaast nadere stukken met dagtekening 21 en 28 maart 2022 ingediend. Alle stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
Het hof heeft bij brief van 29 maart 2022 het verzoek om de zitting openbaar te houden toegewezen. Het hof heeft het verzoek om geluidsopnamen te mogen maken afgewezen.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 april 2022 verzocht om uitstel van de op 8 april 2022 geplande zitting omdat een geïnteresseerde derde en belanghebbende bij telefonische navraag bij het hof onjuist geïnformeerd zijn over de openbaarheid van de zitting (hierna: het uitstelverzoek).
Het hof heeft het uitstelverzoek toegewezen.
Belanghebbende heeft vervolgens een brief met dagtekening 12 april 2022 ingediend met het verzoek om de beslissing over het maken van geluidsopnamen te heroverwegen. De griffier heeft belanghebbende telefonisch medegedeeld dat het hof hiertoe geen aanleiding ziet.
Het hof heeft bij brief van 16 februari 2023 medegedeeld dat de op 24 maart 2023 geplande zitting, overeenkomstig hetgeen met betrekking tot de op 8 april 2022 geplande zitting is besloten (zie onder 1.8), openbaar zal zijn.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende haar bestuurder, [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) en haar gemachtigde, [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig met de onderhavige zaak, maar niet gevoegd, de zaken van belanghebbende met de nummers 21/00349 tot en met 21/00357, 21/00358 tot en met 21/00363 en 21/00364 tot en met 21/00373 behandeld.
De inspecteur heeft in de onderhavige zaak (evenals in voornoemde andere zaken) een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Belanghebbende heeft op zitting een door haar gemachtigde aan haar verstrekte factuur met dagtekening 21 maart 2023, een specificatie van de reis- en verletkosten die [bestuurder] heeft gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting en een loonstrook van [bestuurder] van maart 2023 overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
De auto is een gebruikt (marge)voertuig dat in Nederland is ingevoerd.
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto aangifte BPM gedaan naar een te betalen BPM-bedrag van € 17.287. Bij berekening van dit bedrag is belanghebbende uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 71.623, gebaseerd op een (handmatig) aangepaste koerslijst van Eurotaxglass’s. In deze koerslijst wordt uitgegaan van een kilometerstand van 59.295. Bij berekening van het in de aangifte gehanteerde historische bruto BPM-bedrag heeft belanghebbende de herleidingmethode toegepast. Belanghebbende heeft het op eigen aangifte verschuldigde BPM-bedrag voldaan.
Met dagtekening 18 januari 2017 heeft de inspecteur een naheffingsaanslag BPM opgelegd (hierna: de eerste naheffingsaanslag). De inspecteur is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 110.150. Deze handelsinkoopwaarde is gebaseerd op de koerslijst Autotelexpro, waarin wordt uitgegaan van een kilometerstand van 52.887. Het nageheven BPM-bedrag is € 12.628.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 februari 2018 heeft de inspecteur de eerste naheffingsaanslag vernietigd wegens het ontbreken van een aankondiging van die naheffingsaanslag. De inspecteur kondigt in deze uitspraak op bezwaar aan dat een nieuwe naheffingsaanslag opgelegd zal worden tot een bedrag van € 11.132 en dat belanghebbende met betrekking tot die nieuwe aanslag binnenkort een vooraankondiging zal ontvangen. Belanghebbende heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de uitspraak op bezwaar van 15 februari 2018.
De hierboven genoemde vooraankondiging heeft als dagtekening 19 maart 2018. In de vooraankondiging is het volgende opgenomen over de mogelijkheid om te reageren op het voornemen om een nieuwe naheffingsaanslag op te leggen:
“(…) Als u het niet eens bent met mijn voornemen
Bent u het niet eens met mijn voornemen om u deze naheffingsaanslag op te leggen? Dan kunt u hierop vóór 9 april 2018 reageren. Ook indien u van mening bent dat een andere afschrijvingsmethode en/of een ander moment voor de berekening voor u voordeliger is, verzoek ik u dit gemotiveerd schriftelijk aan mij mede te delen. Bij het vaststellen van de naheffingsaanslag kan ik dan nog rekening houden met uw opmerkingen. Heb ik voor deze datum geen reactie van u ontvangen, dan zal ik de naheffingsaanslag opleggen. (…)”
Met dagtekening 29 mei 2018 heeft de inspecteur een naheffingsaanslag BPM (hierna: de tweede naheffingsaanslag) opgelegd. Het nageheven BPM-bedrag is € 11.132. De inspecteur is, evenals bij het opleggen van de eerste naheffingsaanslag, bij berekening van de handelsinkoopwaarde uitgegaan van de koerslijst Autotelexpro. Hij heeft hierop een correctie van 5% toegepast aangezien sprake is van een margeauto. Dit resulteert in een handelsinkoopwaarde van € 104.643. De gelijktijdig met de tweede naheffingsaanslag gegeven beschikking belastingrente bedraagt € 199.
Bij brief van 27 juni 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de tweede naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente.
De inspecteur heeft op 5 februari 2019 uitspraak op het onder 2.7 genoemde bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 5 februari 2019.
Bij uitspraak van 9 september 2021 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de tweede naheffingsaanslag verminderd tot € 4.736, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de inspecteur en de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 225 respectievelijk € 1.275, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die belanghebbende voor bezwaar respectievelijk beroep heeft gemaakt van € 265 respectievelijk € 1.068 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 aan haar vergoedt. Bij vaststelling van de immateriële schadevergoeding is de rechtbank uitgegaan van een totale overschrijding van de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep van één jaar en twee maanden.
De vermindering van de tweede naheffingsaanslag door de rechtbank heeft te maken met de toepassing van de bij het beroepschrift gevoegde koerslijst XRay en het toepassen van het tarief voor het jaar 2015.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft als bijlage bij de gronden van het hoger beroep, onder meer, een van de onder 2.2 genoemde (handmatige) aanpassingen geschoonde koerslijst Eurotaxglass’s gevoegd. De handelsinkoopwaarde wordt in die koerslijst gesteld op € 90.187. Er wordt uitgegaan van een metallic lak en een kilometerstand van 52.887.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
2. Mocht de inspecteur de tweede naheffingsaanslag opleggen?
3. Is het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel geschonden bij het opleggen van de tweede naheffingsaanslag?
4. Kan de verschuldigde BPM worden herleid vanuit de herrekende bruto BPM, die is vastgesteld op basis van de restwaarde van een eerder ingevoerd referentievoertuig?
5. Kan belanghebbende een beroep doen op de handelsinkoopwaarde zoals deze volgt uit de koerslijst van Eurotaxglass’s die ontdaan is van de onder 2.2. genoemde (handmatige) aanpassingen?
6. Heeft de rechtbank de immateriële schadevergoeding tot het juiste bedrag vastgesteld?
7. Heeft belanghebbende recht op een integrale proceskostenvergoeding dan wel hogere proceskostenvergoeding dan door de rechtbank is toegekend?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de tweede naheffingsaanslag en beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.