Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3407, 20-002612-22

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3407, 20-002612-22

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 juni 2023
Datum publicatie
1 december 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:3407
Zaaknummer
20-002612-22

Inhoudsindicatie

Vrijspraak van diefstal.

Veroordeling voor opzetheling van een motorscooter.

Het hof acht de oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, passend en geboden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002612-22

Uitspraak : 9 juni 2023

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 14 november 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-186316-22 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,

wonende te [adres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte het primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 uren hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. In het overige gedeelte van de vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. Ten behoeve van het slachtoffer is tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.284,55, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsvrouw van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdediging heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleitte vrijspraak. Subsidiair is verzocht de vordering af te wijzen, nu de gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg is van het handelen van de verdachte.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

primair
hij op of omstreeks 23 juli 2022 te Tilburg een motor(scooter) (merk: Piaggio, type: Vespa Gts, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

subsidiair
hij op of omstreeks 23 juli 2022 te Tilburg en/of Bavel , een motor(scooter) (merk: Piaggio, type: Vespa Gts, kenteken: [kenteken] ), althans een goed, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de primair tenlastegelegde diefstal heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Het hof overweegt daartoe als volgt.

Op 23 juli 2022 werd door [benadeelde 1] aangifte gedaan van diefstal van zijn motorscooter (merk: Piaggio, type: Vespa Gts, kenteken: [kenteken] ), welke motorscooter tussen 22 juli 2022 20.30 uur en 23 juli 2022 15.00 uur werd weggenomen uit parkeergarage [locatie] in Tilburg . Op camerabeelden van die parkeergarage is te zien dat de verdachte op 23 juli 2022 aldaar omstreeks 05.21 uur op de motorscooter wegrijdt.

Het hof is echter van oordeel dat het bewijs dat de verdachte de motorscooter zelf heeft gestolen tekort schiet. Het enkele feit dat de verdachte met de scooter uit de parkeergarage is weggereden is daartoe onvoldoende. Derhalve zal het hof de verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 23 juli 2022 te Tilburg en/of Bavel , een motorscooter (merk: Piaggio, type: Vespa Gts, kenteken: [kenteken] ) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.

Bewijsoverwegingen

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het feit dat de motorscooter een gestolen goed betrof. De verdediging verwijst expliciet naar de verklaring van de verdachte bij de politie, inhoudende dat hij pas later dacht dat de motorscooter wel eens gestolen had kunnen zijn.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 23 juli 2022 met hoge snelheid reed op een motorscooter op de A58 ter hoogte van Tilburg in de richting van Breda , daarbij achtervolgd door politiedienstmotoren die optische en geluidssignalen voerden, en een dienstwagen. De verdachte kwam ter hoogte van de afrit Bavel met de motorscooter ten val tegen de vangrail aan. Op het moment dat de politieambtenaren naar de verdachte toeliepen, stapte de verdachte op de motorscooter en vluchtte hij (wederom) weg. De verdachte reed zodanig hard dat hij kort daarna de bocht miste en op een oprit met grind tot stilstand kwam. De verdachte is hierop aangehouden.

De verdachte heeft op 24 juli 2022 bij de politie verklaard dat hij de motorscooter de dag daarvoor omstreeks 05.00 uur ’s morgens had gekocht van een hem onbekende man, op straat nabij de [locatie] te Tilburg , dat hij de motorscooter zonder papieren heeft gekocht, dat hij voor de sleutel van de motorscooter € 500,00 contant heeft betaald en dat hij niet meer weet hoe de man er uit zag. De verdachte heeft de motorscooter op aanwijzingen van deze man opgehaald op de locatie waar deze gestald stond. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de motorscooter voorafgaand aan de koop niet heeft gezien, de verkoper zou hem slechts een foto van de motorscooter hebben getoond, en dat hij € 300,00 voor de scooter had betaald. Uit het dossier blijkt dat de motorscooter ten tijde van het delict vrijwel nieuw was (bouwjaar 2021 en ongeveer 11.000 kilometer op de teller), waarvan de waarde naar verluid aanzienlijk hoger is dan het door de verdachte betaalde bedrag van € 500,00 respectievelijk € 300,00. De benadeelde partij heeft ter zitting in eerste aanleg naar voren gebracht dat hij bijna € 7.000,00 voor deze motorscooter heeft betaald bij aankoop.

Uit de wijze waarop de verdachte, naar hij heeft verklaard, de motorscooter heeft verworven en voorhanden heeft gekregen, te weten, in de vroege ochtenduren, op straat, van een hem onbekende man, ongezien en zonder papieren, voor een fractie van de nieuwwaarde, en het feit dat de verdachte heeft getracht te vluchten voor de politie, volgt reeds dat de verdachte op het tijdstip van het verkrijgen van het goed, wetenschap, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet, van de criminele herkomst van het goed moet hebben gehad.

In het licht van het vorenstaande acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van het feit dat hij een gestolen goed had gekocht, volstrekt ongeloofwaardig.

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de motorscooter. Het verweer wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen straf of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag.

Het hof komt tot de oplegging van een andere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd en overweegt daartoe het volgende.

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De verdachte heeft zich op 23 juli 2022 schuldig gemaakt aan opzetheling van een nagenoeg nieuwe motorscooter. De heling van gestolen goederen leidt ertoe dat de plegers van diefstal van die goederen – doorgaans geldelijk – voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde diefstallen. Heling houdt derhalve de vermogenscriminaliteit in stand, terwijl deze vermogensdelicten leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen. Hierbij rekent het hof de verdachte aan dat hij diezelfde dag met hoge snelheid is weggereden voor de politie op diezelfde motorscooter, waarbij – naast zaakschade aan de motorscooter – ook een gevaarlijke verkeerssituatie kon ontstaan.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 april 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf voorts acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het LOVS geeft – ingeval van een first offender – als oriëntatiepunt ter zake van diefstal van een motorscooter (zoals primair ten laste is gelegd) een taakstraf voor de duur van 120 uren. De door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf sluit aan bij dit LOVS-oriëntatiepunt.

Nu het hof opzetheling heeft bewezenverklaard, acht het hof de oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.284,55. Deze vordering bestaat uit € 4.256,25 aan deuk- en krasschade aan de motorscooter en € 28,30 aan parkeerkosten. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Het hof overweegt als volgt.

deuk- en krasschade motorscooter

Uit de aangifte van de benadeelde partij en de bij het schadevergoedingsformulier gevoegde offerte van [benadeelde 2] van 27 juli 2022 blijkt dat de motorscooter ten tijde van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte vrijwel nieuw was (bouwjaar 2021 en een kilometerstand van 11.257) en dat de kosten van herstel van de motorscooter € 4.256,25 bedragen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de verdachte op 23 juli 2022 op de motorscooter van de benadeelde partij ten val is gekomen tegen de vangrail. Hiermee staat naar het oordeel van het hof genoegzaam vast dat de schade aan de motorscooter door het handelen van de verdachte is ontstaan.

Gelet op de omstandigheden van dit geval (de opzetheling van de motorscooter, waarna de verdachte met hoge snelheid op de A58 heeft gereden en met de motorscooter ten val is gekomen tegen de vangrail) bestaat er voldoende verband om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.256,25. De verdachte is derhalve tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022, zijnde het moment waarop de schade wordt geacht te zijn ontstaan.

parkeerkosten

Dit deel van de vordering ziet op parkeerkosten die de benadeelde partij zou hebben gemaakt omdat hij geen gebruik kon maken van zijn weggenomen motorscooter. Het hof acht, zonder nadere toelichting die ontbreekt, dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd, en zal de vordering in zoverre afwijzen.

Proceskostenveroordeling

Het hof zal de verdachte als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten. Deze proceskosten worden tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij berekend op € 126,78, bestaande uit noodzakelijke reis- en verletkosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg en in hoger beroep bij te kunnen wonen.

Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 4.256,25. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING