Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:785, 21/01353

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:785, 21/01353

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 maart 2023
Datum publicatie
2 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:785
Formele relaties
Zaaknummer
21/01353
Relevante informatie
Art. 17 lid 2 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 40 lid 2 Wet WOZ, Art. 4 lid 1 onderdeel a Uitv.reg. WOZ, Art. 7:4 Awb

Inhoudsindicatie

WOZ 2020. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De gebruikte indexeringspercentages zijn in het licht van de stijgende huizenprijzen niet zodanig uiteenlopend dat een nadere onderbouwing had moeten worden gegeven. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase niet expliciet om een onderbouwing van de indexeringspercentages verzocht. Op de heffingsambtenaar rust niet de verplichting om in de bezwaarfase bepaalde stukken uit eigen beweging aan belanghebbende toe te zenden. Een inzagerecht is voldoende.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01353

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch,

hierna: de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 8 oktober 2021, nummer SHE 20/2856, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning) vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2019 (hierna: de waardepeildatum). Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 2 februari 2023 per e-mail verzocht de zitting te verdagen, welk verzoek door het hof is afgewezen op de gronden zoals vermeld onder 4.1.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , van [kantoornaam] (hierna: [gemachtigde] ), als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummer 21/01354.

1.7.

Zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een flatwoning uit 1973. De woning, gelegen in ’s-Hertogenbosch, bestaat uit een hoofdbouw van 361 m3, een berging/schuur van 15 m2 en een balkon van 15 m2.

2.2.

De waarde van de woning is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum vastgesteld op € 314.000.

2.3.

Ter onderbouwing van de beschikte waarde verwijst de heffingsambtenaar naar het op 22 juni 2021 door [heffingsambtenaar 2] (hierna: de taxateur) opgestelde taxatierapport. Hieruit volgt een waarde op de waardepeildatum van € 317.000. De taxateur heeft deze waarde bepaald door middel van de vergelijkingsmethode waarbij gebruik is gemaakt van de volgende vergelijkingspanden, allemaal uit hetzelfde flatgebouw in [woonplaats] :

Vergelijkingspand

Verkoopdatum

Verkoopprijs

[adres 2]

6 juli 2018

€ 340.000

[adres 3]

1 april 2018

€ 302.500

[adres 4]

27 september 2019

€ 349.000

[adres 5]

10 juli 2018

€ 275.000

De vergelijkingspanden zijn allemaal flatwoningen met een inhoud van 361 m3 met een balkon en berging.

2.4.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, heeft de waarde van de woning in goede justitie vastgesteld op € 305.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en bepaald dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de waarde van de woning per waardepeildatum. Meer specifiek gaat het geschil over de vraag of de heffingsambtenaar de gebruikte indexeringspercentages inzichtelijk heeft gemaakt.

3.2.

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing