Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:270, 22/00993

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:270, 22/00993

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 januari 2024
Datum publicatie
14 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:270
Zaaknummer
22/00993
Relevante informatie
Art. 2 BPM, Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM

Inhoudsindicatie

BPM. Bewijslast voor waardevermindering door schade rust op belanghebbende. Door het niet tonen van de auto bij DRZ zal die waardevermindering moeten worden vastgesteld aan de hand van het door belanghebbende overgelegde taxatierapport en de daarbij gevoegde foto’s. Eventuele onduidelijkheid van de foto’s komt dan voor rekening en risico van belanghebbende. In zoverre verzwakt belanghebbendes bewijspositie. Het hof is van oordeel dat de gepresenteerde schade normale gebruiksschade betreft. Voorts maakt belanghebbende waardevermindering door schadeverleden niet aannemelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/00993

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] BV,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 maart 2022, nummer BRE 20/8342, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 20 november 2018 het motorrijtuig [merk] met VIN eindigend op [nummer] (hierna: de auto) gekocht voor € 26.890 van een Duitse verkoper. Zij heeft vervolgens op aangifte een bedrag van € 8.581 aan BPM voldaan ter zake van de registratie van de auto.

2.2.

Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [taxateurs] van 17 december 2018. In dit rapport heeft de taxateur de handelsinkoopwaarde als volgt berekend:

- handelsinkoopwaarde vóór correctie (koerslijst XRay) € 37.089

- af: correctie wegens schade € 11.281

- bij: correctie normale gebruikssporen cf XRay-matrix € 400

- handelsinkoopwaarde na correctie € 26.208.

2.3.

Op 3 januari 2019 is belanghebbende uitgenodigd om de auto op 8 januari 2019 te tonen bij de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in Soesterberg. Belanghebbende heeft daar niet op gereageerd.

2.4.

De DRZ heeft op 10 januari 2019 gerapporteerd dat belanghebbende op 8 januari 2019 niet is verschenen en dat de handelsinkoopwaarde kan worden vastgesteld op € 36.857 (koerslijst XRay (marge). Tevens is in dit rapport vermeld:

“Of de opgegeven herstelwerkzaamheden terecht zijn opgegeven, of als gebruikersschade kunnen worden aangemerkt is alleen door een fysieke controle vast te stellen. Belanghebbende heeft het voertuig niet getoond.”

2.5.

Op 27 januari 2020 respectievelijk 24 februari 2020 heeft de inspecteur belanghebbende bericht dat een naheffingsaanslag zal worden opgelegd en dat slechts rekening wordt gehouden met de schade aan de voorruit. Het schadebedrag daarvoor is bepaald op € 924,96 en daarvan is 72% als waardevermindering in aanmerking genomen (€ 665,97). De verschuldigde BPM is berekend op € 11.488. De na te heffen BPM is bepaald op € 2.907. Belanghebbende heeft niet gereageerd op deze brieven.

De naheffingsaanslag is opgelegd op 20 maart 2020. Tevens is bij beschikking € 134 belastingrente in rekening gebracht.

2.6.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot vergoeding van € 500 immateriële schade en tot vergoeding van proceskosten van € 541 en het geheven griffierecht van € 354.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen

1. Is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag opgelegd? Meer specifiek is daarbij in geschil of de rechtbank is uitgegaan van een juiste verdeling van de bewijslast en of in voldoende mate rekening is gehouden met aanwezige schade aan de auto en of de inspecteur terecht het schadebedrag slechts voor 72% in aanmerking heeft genomen.

2. Heeft de rechtbank de proceskosten te laag vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing