Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3849, 23/66

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3849, 23/66

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 december 2024
Datum publicatie
13 maart 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:3849
Formele relaties
Zaaknummer
23/66
Relevante informatie
Art. 6:9 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 6:24 Awb

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid hoger beroep. Het hoger beroepschrift is na afloop van de termijn ontvangen. Er zijn geen overige omstandigheden op grond waarvan belanghebbende redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 23/66

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 september 2022, nummer BRE 20/10092, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd en daarbij een beschikking restant persoonsgebonden aftrek (hierna: pga) vastgesteld.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en haar gemachtigde [gemachtigde] (hierna ook aangeduid als: gemachtigde), en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak in Mijn Rechtspraak wordt geplaatst dan wel aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Onderaan het door belanghebbende bij de rechtbank ingediende beroepschrift staat de volgende tekst:

“Correspondentieadres
[adres] [postcode 1] [woonplaats] ”

2.2.

Gedurende de procedures bij de rechtbank en het hof heeft gemachtigde namens belanghebbende als contactpersoon met de inspecteur opgetreden. Alle (mede) door gemachtigde ondertekende processtukken en brieven naar de rechtbank en het hof vermelden als correspondentieadres: ‘ [adres] , [postcode 1] [woonplaats] ’ (hierna ook: [adres] ) vermeld.

2.3.

Op 22 september 2022 is de uitspraak van de rechtbank verzonden naar [adres] , ter attentie van [gemachtigde] , de gemachtigde.

2.4.

Onderdeel van het dossier is een Track & Trace ontvangstbewijs van PostNL. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“23 september 13:12
Zending is bezorgd

(…)

Bezorgadres Afzender
Dhr [gemachtigde] Rechtbank Zeeland-West-Brabant

[adres] Stationslaan 10
[postcode 2] [woonplaats] 4815GW BREDA
Nederland Nederland

(…)
Handtekening

[gemachtigde] ”

2.5.

Met dagtekening 26 januari 2023 heeft de rechtbank aan belanghebbende een brief gestuurd, waarin, voor zover hier relevant, het volgende staat vermeld:

“De rechtbank heeft aan u op 22 september 2022 een aangetekende brief verzonden. Deze brief is echter onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd.

Ik zend u de brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Algemene wet bestuursrecht, ter kennisneming toe per gewone postzending. Als in de aangetekende brief een termijn wordt genoemd, vangt deze niet opnieuw aan.”

2.6.

Op 30 januari 2023 heeft het hof het hoger beroepschrift van belanghebbende ontvangen.

2.7.

Op 20 februari 2023 heeft de inspecteur een verweerschrift ingediend. Op 21 februari 2023 is dit verweerschrift in het digitale dossier geplaatst en per post naar [adres] verzonden.

2.8.

Op 22 juli 2024 is belanghebbende uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 3 oktober 2024. Daarop heeft belanghebbende per brief gereageerd. In die brief schrijft belanghebbende, voor zover hier van belang, het volgende:

“Graag uw aandacht voor het volgende: wij hebben een hoger beroep ingesteld tegen de belastingdienst over de belastingaanslag 2017. Wij hebben na dit instellen niets meer mogen ontvangen via de rechtbank van de belastingdienst, dus geen enkele correspondentie en dus ook geen reactie op ons beroepsschrift of een verweer hiertegen. Graag willen wij deze stukken alsnog ontvangen zodat wij ons gedegen kunnen voorbereiden op de zitting. Wij verzoeken u dan ook (kopieën van) stukken welke u van de belastingdienst heeft ontvangen in deze zaak aan ons toe te doen komen.”

2.9.

De griffier van het hof heeft op 31 juli 2024 als volgt gereageerd op dit verzoek:

“U heeft zich niet aangemeld voor de digitale omgeving Mijn Rechtspraak. Daarom heeft de griffie van het gerechtshof u met datum 21 februari 2023 per post een kopie van het verweerschrift van de inspecteur toegestuurd. Hierbij is het door u opgegeven correspondentieadres gebruikt: [adres] , [postcode 1] in [woonplaats] . Uw opmerking dat u geen reactie op het hoger beroepschrift noch een verweer hiertegen hebt ontvangen, kan ik daarom niet plaatsen.”

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de volgende vragen:

I. Is het hoger beroep ontvankelijk?

II. Wanneer de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: heeft belanghebbende op basis van de Wet inkomstenbelasting 2001 recht op een hogere aftrek aan specifieke zorgkosten dan reeds is verleend?

III. Wanneer de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord: moet de aftrek van de specifieke zorgkosten op grond van het vertrouwensbeginsel worden toegestaan?

IV. Wanneer de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: is belanghebbende door de handelswijze van de inspecteur geschaad?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkheid van het hoger beroep en tot een gegrond hoger beroep. De inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep en anders tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing