Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1081, 23/353 tot en met 23/360 en 25/189
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1081, 23/353 tot en met 23/360 en 25/189
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 april 2025
- Datum publicatie
- 8 mei 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:574, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/353 tot en met 23/360 en 25/189
- Relevante informatie
- Art. 6:5 Awb, Art. 6:6 Awb, Art. 6:24 Awb, Art. 16 AWR, Art. 27e AWR, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
In één van de panden van belanghebbende is op 1 augustus 2016 een hennepkwekerij aangetroffen. Aan belanghebbende zijn in verband daarmee belastingaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2016 en Zvw 2010 en 2016 opgelegd. Het hof vernietigt de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2012, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in deze jaren inkomen uit een niet aangegeven bron heeft genoten. De belastingaanslagen IB/PVV 2013 tot en met 2016 blijven in stand. Het hof vernietigt de bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2015 opgelegde boetebeschikkingen, omdat de inspecteur niet heeft doen blijken dat belanghebbende in die jaren een niet aangegeven bron van inkomen had.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/353 tot en met 23/360 en 25/189
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 februari 2023, nummers BRE 21/4417 tot en met 21/4425, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2010 tot en met 2015 en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2010 en de aanslagen IB/PVV 2016 en Zvw 2016 opgelegd. Tevens zijn bij beschikkingen boeten opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep betreffende de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 gegrond en de beroepen voor het overige ongegrond verklaard en nevenbeslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade, griffierecht en proceskosten.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder nummers 23/353 tot en met 23/360. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, bij het hof bekend onder nummer 25/189. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting twee pleitnota’s voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende staat ingeschreven op het adres [adres 1] in [woonplaats] (hierna: [adres 1] ). [adres 1] is eigendom van de vader van belanghebbende. Belanghebbende houdt alle aandelen in [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). Belanghebbende is eigenaar van een aantal onroerende zaken die hij verhuurt, namelijk de onroerende zaken gelegen aan de [adres 2] in [woonplaats] , [adres 3] in [plaats 1] en [adres 4] in [plaats 2] .
Belanghebbende heeft samen met [naam 1] (hierna: [naam 1] ) drie kinderen, geboren in 2004, 2006 en 2016. [naam 1] woont sinds 2007 in de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] (hierna: [adres 2] ). De kinderen staan ingeschreven bij [naam 1] . De woningen [adres 2] en [adres 1] vormen samen een twee-onder-één-kapwoning.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2010 tot en met 2015 binnen de daartoe door de inspecteur gestelde termijnen aangiften IB/PVV ingediend. Belanghebbende heeft het aangiftebiljet voor 2016 na daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand na afloop van de door de inspecteur gestelde termijn ingediend.
Op 1 augustus 2016 is door de Politie [politie] (hierna: de politie) onderzoek gedaan op het adres [adres 2] . Tijdens dit onderzoek is in een verborgen ruimte onder het terras een hennepplantage aangetroffen met in totaal 787 hennepplanten. In de garage en in de garageboxen achter de woningen [adres 2] en [adres 1] is in totaal 53,5 kilo gedroogde hennep en een hennepdrooginstallatie aangetroffen. Van het onderzoek is op 2 augustus 2016 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Op 23 augustus 2016 is de politie op verzoek van de gemeente [woonplaats] aanwezig geweest bij de sluiting van de woning [adres 2] in [woonplaats] . Van deze aanwezigheid is op 21 oktober 2016 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. In dit proces-verbaal is onder meer het volgende vermeld:
“In de kelder constateerden wij het navolgende:
- geen “vaste” trap omlaag
- de breedte van het gat naar de kelder was 75 centimeter (foto 1)
- in de kelder stonden twee grote waterreservoirs (…)
- de pvc buis alwaar de elektra kabel in zat was van 10 mei 2007 (foto 4)
- de waterpomp was van 12 mei 2007 (foto 5)
- een andere pvc pijp was van 2007 (foto 6)
- de zwarte water buis was van 27 februari 2013 (foto 7)
- pur schuim was bruin geworden (foto 8)
(…)
Buurtonderzoek.
Op 23 augustus 2016 (…) werd door mij (…) een buurtonderzoek in gesteld.
Uit dit buurtonderzoek bleek dat directe bewoners op de hoogte waren van de ontwikkelingen die waren gebeurd op de [adres 2] te [woonplaats] . Men wilde wel een en ander vertellen met dit niet met naam en adres vermelden.
Vervolgens werd dit kenbaar gemaakt:
- [vader] en [zoon] zitten al jaren in de hennep ( [vader] is de vader van [zoon] )
- men wist dat een en ander niet klopte gelet op de voertuigen die vaker bij hun op de oprit stonden
- [zoon] had al eens gezeten voor drugs
- achterom gebeurde van alles
- men heeft een keer in de tuin liggen graven en werd toen veel grond afgevoerd door een bedrijf met rode containers
- de kelder waar de hennepplanten stonden is er al meerdere jaren
- in eerste instantie had men een muur geplaatst met een ruimte waar de afzuiging in zat
- [vader] wist van een ander af
- pas later is het houten dak geplaatst
- men ging vaak naar exotische landen op vakantie
Gemeente [woonplaats]
Door de bouwinspecteur (…) werden mij 2 luchtfoto's ter beschikking gesteld van voorjaar 2013 en voorjaar 2014. Op de foto van 2013 zag ik dat er achter de garage een grijze tegels lagen, Ik zag tevens de vijver die we op 23 augustus 2016 aantroffen. Ik zag tevens het muurtje staan waarop op de foto te zien is dat er een opening is tussen de stenen van dit muurtje. Ik zag tevens het los staand gebouwtje staan (waar de ingang in was gemaakt)
Op de foto van voorjaar 2014 zie ik dat er een dak aanwezig is boven de grijze tegels (…)
Google Earth
Bij een ingesteld onderzoek middels google-earth kwam ik een satelliet foto tegen waarbij ik geen datum kon vaststellen van wanneer deze was gemaakt. Ik zag op deze foto achter de garage van [adres 2] te [woonplaats] een grijs vlak (aannemelijk is dat dit de grijze tegels zijn). Ik ben vanuit deze foto verder gaan kijken in de richting van mijn privé woning eveneens in [woonplaats] . Op de satellietfoto van mijn privé woning zag ik mijn [auto 1] kleur wit staan. Deze [auto 1] heb ik echter 16 maart 2011 verkocht.
De satellietfoto’s die ik dus bekeek zijn dus van 2011 of nog vroeger. (…)
Onderzoek [bedrijf 2] b.v.
Uit ingesteld onderzoek bleek dat voornoemde firma in 2007 bodemonderzoek in perceel [adres 2] te [woonplaats] heeft gedaan.
dat door een medewerker van [bedrijf 2] werd verteld dat de eigenaar een soort kelder wilde uitgraven en dat men veel grond had afgevoerd.”
De politie heeft een “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling” opgemaakt, gedagtekend 18 april 2019 (hierna: het ontnemingsrapport). In het rapport is onder meer het volgende vermeld:
“6.2. Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt
Door [naam 2] werd een berekening opgemaakt met betrekking tot de vermoedelijke opbrengst van de hennepplantage. Bij deze berekening werd gebruik gemaakt van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM).
Hierbij is hij uitgegaan van een kweekperiode vanaf 1 juli 2007 tot en met 1 augustus 2016. In deze periode zou spraken kunnen zijn van 45 hennepoogsten.
Door [naam 2] werd met betrekking tot het telen en verhandelen van de hennep een wederrechtelijk verkregen voordeel berekend ten bedrage van € 3.767.629,95.13
(…)
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel via de eenvoudige kasopstelling
Op basis van de hierna vermelde feiten en omstandigheden is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gekozen voor een berekening op basis van een eenvoudige kasopstelling.
Deze keuze is onder meer gebaseerd op het feit dat:
Vastgesteld is dat [zoon] , [naam 1] en [bedrijf 1] meer gelden hebben uitgegeven dan op basis van hun legale ontvangsten mogelijk was;
In het strafrechtelijke onderzoek (…) is uitgegaan van een transactieberekening waaruit wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend.
Algemeen bekend is dat de handel in verdovende middelen plaatsvind middels contante transacties.
De voeding van de bij [zoon] , [naam 1] en [bedrijf 1] in gebruik zijnde bankrekeningen geschiedde hoofdzakelijk middels kasstortingen.
Uit de aangetroffen facturen en verklaringen blijkt dat door [zoon] , [naam 1] en [bedrijf 1] veelal hoge contante uitgaven werden gedaan.
De Belastingdienst heeft vastgesteld dat [zoon] , vermoedelijk inkomsten heeft verzwegen over de jaar 2009 t/m 2011. Hij gaf geen reactie op vragen van De Belastingdienst en werkte niet mee aan de hoogte van zijn inkomen, dit naar aanleiding van een boekenonderzoek door De Belastingdienst in 2012.”.
(…)
Op basis van het in de bijlage opgenomen overzicht van de uitgaven en ontvangsten kan de volgende opstelling worden vervaardigd:
Beginsaldo contant geld |
€ |
1.006,00 |
(…) |
|
+/+ |
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen |
€ |
99.369,40 |
(…) |
-/- |
Eindsaldo contant geld |
€ |
-2.145.86 |
(…) |
Beschikbaar voor het doen van uitgaven |
€ |
98.229,54 |
||
-/- |
Werkelijk contante uitgaven inclusief bankstortingen |
€ |
888.380,53 |
(…) |
Verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel) |
€ |
790.150,99 |
(…)
Eigendomsonderzoek m.b.t. de [auto 2]
Tijdens de doorzoeking op 1 augustus 2016 werd uit handen van [zoon] , onder meer, een personenauto, merk [auto 2] , voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] in beslag genomen.
Hoewel het kentekenbewijs van dit voertuig op naam stond van [naam 3] , zijnde de vader van [belanghebbende] , werd de aankoopprijs van dit voertuig, als contante uitgaven door [belanghebbende] meegeteld. (...)
De aankoopprijs werd meegeteld naar aanleiding van het resultaat van het onderzoek dat werd ingesteld naar de feitelijke eigendom van dit voertuig. Af te leiden is namelijk dat het voertuig feitelijk aan [zoon] toebehoord en niet aan zijn vader.
Het ingestelde onderzoek naar de feitelijke eigendom van de [auto 2] , werd in een afzonderlijk proces-verbaal van bevindingen gerelateerd.29
Contanten uitgaven aan de hand van aangetroffen notities
Tijdens de doorzoeking van de woning [adres 2] te [woonplaats] , zijnde de werkelijke verblijfplaats van [zoon] , werden documenten aangetroffen waarop in handschrift notities en bedragen stonden geschreven. Gezien de omschrijvingen op deze documenten betreffen dit contante uitgaven welke te maken hebben met het verbouwen van de loods, gelegen aan [adres 5] te [plaats 3] , zijnde een loods welke in eigendom toebehoort aan de vader van [zoon] .
De bevindingen met betrekking tot deze notities werden vastgelegd in een afzonderlijk proces-verbaal van bevindingen.30 Af te leiden is dat [zoon] de verbouwingskosten heeft betaald, ondanks dat zijn vader de eigenaar is van de loods.
(…)
Contante uitgaven aankoop hennep
Tijdens de doorzoeking op 1 augustus 2017 [hof: bedoeld zal zijn 2016] werd in totaal 53,5 kg gedroogde henneptoppen aangetroffen.
Op het moment van aantreffen vertegenwoordigde deze een inkoopwaarde van in totaal € 217.745,-. (53,5 kg x € 4.070,- / kg hennep)
Gezien de hoeveelheid en de aangetroffen staat van deze gedroogde henneptoppen kan aangenomen worden toppen deze niet afkomstig waren van de hennepkwekerij aangetroffen op de [adres 2] te [woonplaats] .”
Voetnoten1:
13. AMB-0002, blz. 2 (PL2300-2016132295-1 Pagina 1062
29. AMB-056, blz. 1 t/m 36 Pagina 1622
30. AMB-059, blz. 1 t/m 5, DOC 145, blz. 1 t/m 20 Pagina 1483
De inspecteur heeft op 20 december 2016 bij de officier van justitie gegevens en inlichtingen gevraagd over het strafrechtelijk onderzoek. Na kennisneming van de informatie heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende in de jaren 2010 tot en met 2016 met de handel in hennep voordeel heeft behaald en dat dit voordeel belastbaar is als resultaat uit overige werkzaamheden.
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2015 en Zvw 2010 opgelegd en de aanslagen IB/PVV 2016 en Zvw 2016. Daarbij heeft hij het voordeel, op basis van paragraaf 6.2 van het ontnemingsrapport, voor de jaren 2010 tot en met 2015 berekend op jaarlijks de helft van € 413.296 (52 weken x € 7.948), derhalve € 206.648, en voor het jaar 2016, vanwege de ontmanteling van de hennepplantage in augustus van dat jaar, op de helft van € 158.960 (20 weken x € 7.948), derhalve € 79.480. Tevens heeft hij bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 tot en met 2015 vergrijpboeten opgelegd en bij de aanslag IB/PVV 2016 een verzuimboete. De belastingaanslagen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen zijn opgelegd op basis van, onder meer, de volgende elementen:2
Belasting- aanslag |
Aangegeven belastbaar inkomen |
Correctie inkomen |
Vastgesteld belastbaar inkomen/ bijdrage-inkomen3 |
Boete |
|
IB/PVV 2010 |
0 |
206.648 |
206.648 |
||
Zvw 2010 |
33.189 |
||||
IB/PVV 2011 |
21.223 |
206.648 |
227.871 |
||
IB/PVV 2012 |
21.753 |
206.648 |
228.401 |
50.104 |
vergrijpboete |
IB/PVV 2013 |
22.631 |
206.648 |
229.279 |
46.171 |
vergrijpboete |
IB/PVV 2014 |
19.210 |
206.648 |
225.858 |
49.818 |
vergrijpboete |
IB/PVV 2015 |
21.972 |
206.648 |
228.620 |
46.684 |
vergrijpboete |
IB/PVV 2016 |
0 |
79.480 |
79.480 |
369 |
verzuimboete |
Zvw 2016 |
52.763 |
Bij uitspraken op bezwaar zijn de belastingaanslagen en boetebeschikkingen gehandhaafd.
De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2014 en Zvw 2010 en de aanslagen IB/PVV 2016 en Zvw 2016 gehandhaafd en de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 vernietigd. Verder heeft de rechtbank de boetebeschikkingen verminderd.
Tot de gedingstukken behoort een door [naam 4] (hierna: [naam 4] ) op 20 december 2024 opgemaakte schriftelijke verklaring waarin - voor zover van belang - het volgende is vermeld:
“Afgelopen week ben ik benaderd door [belanghebbende] in verband met werkzaamheden in oktober 2012. Deze werkzaamheden betroffen het aanleggen van de waterleiding voor het vullen van de vijver. Destijds was ik nog in loondienst bij een installatiebedrijf in [woonplaats] . Deze werkzaamheden heb ik echter niet in opdracht van mijn werkgever gedaan maar in het kader van onze vriendschap.
Deze waterleiding moest aangelegd worden vanaf het huis naar de kelder die zich achter de bestaande garage bevindt. Ten tijde van het aanleggen van deze waterleiding, was de kelder leeg en was deze niet in gebruik en stond er zelfs grondwater in deze kelder.
De werkzaamheden zijn begin oktober gestart en vervolgens zijn wij in de herfstvakantie samen op vakantie geweest naar Turkije samen met [belanghebbende] en zijn gezin. Nadat wij terg waren van vakantie, heb ik de werkzaamheden afgerond.
Bij deze wil ik dan ook verklaren dat ten tijde van mijn werkzaamheden bij [belanghebbende] hier geen onrechtmatige activiteiten plaats hebben gevonden.”
Tot de gedingstukken behoort een door [naam 5] (hierna: [naam 5] ) op 23 december 2024 opgemaakte schriftelijke verklaring waarin - voor zover van belang - het volgende is vermeld:
“Zoals ik mij herinner ben ik begonnen in het woonhuis met het aanleggen van de leidingen in de badkamer op de [adres 2] in [woonplaats] . Jaren erna heeft hij mij gevraagd of ik de kelder kon betegelen. Achter in de tuin ben ik via een gat de trap omlaag gegaan naar een leegstaande ruimte in om de wanden te betegelen. De periode waarin dit heeft plaatsgevonden kan ik mij niet meer zo goed herinneren, ik weet wel dat de tuin ver klaar was. Ze waren toen aan de overkapping bezig en die was toen ver klaar.”
Tot de gedingstukken behoort een door [naam 6] (hierna: [naam 6] ) op 14 februari 2025 opgemaakte schriftelijke verklaring waarin - voor zover van belang - het volgende is vermeld:
“Hierbij verklaar ik dat ik begin januari van 2012 op verzoek van [belanghebbende] het woonhuis gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] heb bezocht in verband met het afmaken van de gedeeltelijk ondergrondse gelegen garage.
De ondergrondse garage was reeds gemaakt zonder vergunning en was op dat moment niet toegankelijk, deze garage was gemaakt met andere verbouwingswerkzaamheden om later vergunning aan te vragen.
De vraag was aan mij wat het zou kosten om de inrit uit te graven, voorzien van korrelmixcunet, keerwandelementen. Tevens zou het gebouwtje voor en op de garage dan gesloopt moeten worden.”
Tot de gedingstukken behoort verder een door [naam 7] (hierna: [naam 7] ) op 22 december 2024 gedagtekende brief ‘reactie op veronderstelde contante uitgave hennep’ waarin - voor zover van belang - het volgende staat:
“U staat de heer [belanghebbende] , geboren op [datum] 1972, bij in een fiscale procedure. Ik sta de [belanghebbende] bij in de strafprocedure en heb kennisgenomen van de inhoud van het strafdossier.
Uw verzoek
U heeft mij gevraagd te reageren op de inhoud van het rapport van rapporteur [rapporteur] . Hij vermeldt in het door hem opgemaakte rapport berekening wvv ex art. 36e 3e lid Sr van 18 april 2019 in paragraaf 10.4, dat sprake is van een contante aankoop hennep ter hoogte van € 217.745. Citaat:
“Gezien de hoeveelheid en de aangetroffen staat van deze gedroogde henneptoppen kan aangenomen worden dat deze toppen niet afkomstig waren van de hennepkwekerij op [adres 2] [woonplaats]”. Waarom dat kan worden aangenomen vermeldt hij niet.
(…)
Beantwoording van uw vraag
Als we uitgaan van de standaard opbrengstberekening die door de politie wordt gehanteerd in hennepzaken krijgen we het volgende beeld:
787 planten x 28,2 gram = 22.193,4 gram
Voor een opbrengst van 53.000 gram zou bij twee teelten een opbrengst van 33,67 gram per plant nodig zijn geweest.
Een dergelijke opbrengst past in de door de politie gehanteerde standaardberekening, omdat de opbrengst van 28,2 gram de mediaan weergeeft. Ook opbrengsten die beduidend hoger lagen dan de mediaan zijn vastgesteld.”
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Is het incidenteel hoger beroep van de inspecteur ontvankelijk?
-
Heeft belanghebbende de vereiste aangiften gedaan?
-
Beschikt de inspecteur over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt?
-
Is belanghebbende te kwade trouw, zodat navordering op die grond is gerechtvaardigd?
-
Heeft de inspecteur de belastingaanslagen gebaseerd op een redelijke schatting?
-
Heeft belanghebbende doen blijken dat en in hoeverre de belastingaanslagen te hoog zijn vastgesteld?
-
Heeft de inspecteur terecht vergrijpboetes opgelegd en, zo ja, zijn deze passend en geboden?
-
Heeft de rechtbank de vergoeding van de bezwaar- en proceskosten tot een te laag bedrag vastgesteld?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de in geschil zijnde navorderingsaanslagen, de aanslag Zvw 2016 en de vergrijpboeten en vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van - naar het hof begrijpt - € 15.502 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.838.
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 en de daarbij gegeven boetebeschikking en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank voor het overige en bevestiging van de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 en de daarbij gegeven boetebeschikking.