Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1171, 23/794
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1171, 23/794
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 april 2025
- Datum publicatie
- 24 juni 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2023:2022, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/794
Inhoudsindicatie
WOZ woning. Het hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar artikel 40, lid 2, Wet WOZ heeft geschonden door niet te voldoen aan het verzoek van belanghebbende in de bezwaarfase om de prijsindex te overleggen. In zoverre wordt het hoger beroep gegrond verklaard. Verder heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet te hoog vastgesteld en heeft hij een toelaatbare methode gebruikt. Dat de rechtbank en het hof meer waarde toekennen aan het taxatierapport van de heffingsambtenaar dan aan het taxatierapport van belanghebbende levert geen schending van het verbod op discriminatie op. Het hof wijst het verzoek van de heffingsambtenaar om belanghebbende een waarschuwing te geven af.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/794
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 28 april 2023, nummer SHE 21/773, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres] 71 in ‘s-Hertogenbosch (hierna: de woning) per waardepeildatum 1 januari 2019 (hierna: de waardepeildatum) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , en, als adviseur van de gemachtigde, [adviseur] , en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] en [taxateur] (taxateur).
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de heffingsambtenaar. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Belanghebbende heeft na de zitting een krantenbericht overgelegd. Het hof heeft het voorgenoemde stuk als bijlage bij de uitspraak gestuurd naar de heffingsambtenaar.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in het jaar 2005 gebouwd
appartement op de tweede verdieping van [appartementen complex] . Tot de woning behoren een
inpandige berging, een balkon en twee inpandige parkeerplaatsen.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning per de waardepeildatum vastgesteld op € 490.000.
Ter onderbouwing van deze waarde heeft de heffingsambtenaar een taxatierapport – opgesteld op 22 juli 2021 door taxateur [taxateur] (hierna: de taxateur) – overgelegd. In de bijbehorende waardematrix zijn de volgende, alle in [appartementen complex] gelegen, referentiepanden opgenomen:
Verkoopdatum |
Verkoopprijs |
Inhoud |
|
[adres] 95 |
29 april 2018 |
€ 420.000 |
613 m3 |
[adres] 189 |
25 juli 2018 |
€ 505.000 |
554 m3 |
[adres] 193 |
16 augustus 2018 |
€ 435.000 |
510 m3 |
[adres] 465 |
1 maart 2019 |
€ 485.000 |
634 m3 |
[adres] 479 |
26 januari 2018 |
€ 455.000 |
697 m3 |
Uit het taxatierapport volgt een waarde van € 503.000.
Belanghebbende heeft in hoger beroep een taxatierapport overgelegd dat is opgesteld door de gemachtigde op 25 januari 2023. De gemachtigde gebruikt ter onderbouwing dezelfde referentiepanden als de taxateur. Uit het taxatierapport volgt een waarde van € 452.000.
De woning is op 23 juni 2023 verkocht voor een bedrag van € 750.000.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is artikel 40, lid 2, Wet WOZ geschonden?
II. Had de heffingsambtenaar een hoorverslag moeten opstellen?
III. Is de taxateur voldoende deskundig en onafhankelijk?
IV. Is de methode waarop de heffingsambtenaar de WOZ-waarde heeft vastgesteld toelaatbaar?
V. Is de WOZ-waarde naar de waardepeildatum te hoog vastgesteld?
VI. Had de rechtbank meer waarde mogen hechten aan het taxatierapport van de heffingsambtenaar?
VII. Is er sprake van onredelijk gebruik van het procesrecht?
VIII. Dient de uitspraak op rechtspraak.nl ongeanonimiseerd te worden gepubliceerd?
Belanghebbende concludeert tot een waarde van € 452.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.