Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1854, 23/1521 en 23/1522
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1854, 23/1521 en 23/1522
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 juli 2025
- Datum publicatie
- 14 augustus 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:6375, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/1521 en 23/1522
- Relevante informatie
- Art. 3.90 Wet IB 2001, Art. 16 AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Geen bron van inkomen. Objectieve voordeelsverwachting niet aannemelijk gemaakt. Gedurende reeks van jaren volgen van aangiften met aanzienlijke negatieve resultaten wekt geen in rechte te honoreren vertrouwen op.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/1521 en 23/1522
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en het incidentele hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 september 2023, nummers BRE 22/2034 tot en met 22/2037, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur,
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2014 en 2015 en de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 opgelegd. Tegelijkertijd is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
Belanghebbende en de inspecteur hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is in de onderhavige jaren fulltime werkzaam in loondienst bij de brandweer.
Naast zijn dienstverband is belanghebbende in 2008 gestart met activiteiten die bestaan uit het leveren van maatwerk op het gebied van licht, geluid en geluidstechniek. Belanghebbende doet dit onder de naam [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ).
In zijn aangiften IB/PVV heeft belanghebbende de volgende resultaten van [bedrijf 1] aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden:

*Belanghebbende stelt dat in 2012 het resultaat -/- € 13.860 bedraagt.
Belanghebbende heeft de [bedrijf 1] -activiteiten gestaakt per 27 juni 2018.
In zijn brief van 14 augustus 2018 heeft de inspecteur aangekondigd over het jaar 2014 te gaan navorderen en af te zien van navordering over de eerdere jaren. De brief bevat de volgende passage:
"Ik ben van mening dat u in een periode van 5 jaar uw activiteiten had kunnen ontwikkelen tot een bron van inkomen. U hebt ook niet aannemelijk gemaakt dat het verlies niet redelijkerwijs te voorzien was. Ondanks dat u in alle jaren geen positief resultaat hebt behaald met uw activiteit, zal ik derhalve uitgaan van een termijn van vijf jaar waarin u uw activiteit had kunnen ontwikkelen. Ik zie daarom bij deze af van het navorderen over de eerste 5 jaren na de start."
De navorderingsaanslag IB/PVV 2014 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.205. Tevens is bij beschikking € 692 belastingrente in rekening gebracht. De navorderingsaanslag IB/PVV 2015 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 50.886. Tevens is bij beschikking € 328 belastingrente in rekening gebracht. De aanslag IB/PVV 2016 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.446. Tevens is bij beschikking € 169 belastingrente in rekening gebracht. De aanslag IB/PVV 2017 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.669. Tevens is bij beschikking € 196 belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft de (navorderings-)aanslagen en de belastingrentebeschikkingen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 en de daarbij opgelegde belastingrentebeschikkingen vernietigd en het beroep tegen de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 en de daarbij behorende belastingrentebeschikkingen ongegrond verklaard.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
(i) Mocht de inspecteur navorderen over de jaren 2014 en 2015;
(ii) Zijn de [bedrijf 1] -activiteiten van belanghebbende in de jaren 2014 tot en met 2017 aan te merken als een bron van inkomen;
(iii) Heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden;
(iv) Heeft belanghebbende privé-kosten ten onrechte als zakelijk aangemerkt en afgetrokken?
De inspecteur concludeert in hoger beroep primair tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015. Subsidiair concludeert de inspecteur tot vermindering van de navorderingsaanslagen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 43.425 en € 47.314. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de navorderingsaanslagen.
Belanghebbende concludeert in incidenteel hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017. De inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 en subsidiair tot vermindering van de aanslagen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 40.051 en € 57.217.