Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2016, 24/2
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2016, 24/2
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 juli 2025
- Datum publicatie
- 3 oktober 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2023:6816, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 24/2
- Relevante informatie
- Art. 224 Gemw
Inhoudsindicatie
Watertoeristenbelasting. Vrijstelling in gemeentelijke verordening van de heffing van watertoeristenbelasting voor boten van leden van watersportverenigingen in de gemeente. Belanghebbende, een jachthaven in de gemeente, valt niet onder deze vrijstelling. Het hof vernietigt de aanslag watertoeristenbelasting wegens schending van het gelijkheidsbeginsel. Het hof is van oordeel dat belanghebbende feitelijk in een gelijke positie verkeert als watersportverenigingen. Niet gebleken is dat sprake is van objectieve en redelijke rechtvaardigingsgronden voor de vrijstelling.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 24/2
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 22 november 2023, nummer ROE 23/697, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft voor belastingjaar 2021 de aanslag watertoeristenbelasting en toeristenbelasting opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, namens belanghebbende, [naam 1] , (indirect) bestuurder, [naam 2] , boekhouder, en [gemachtigde] , gemachtigde, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] , [heffingsambtenaar 2] en [heffingsambtenaar 3] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. Tevens heeft belanghebbende een ingevuld formulier proceskosten overgelegd aan het hof.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden dan wel in Mijn Rechtspraak wordt geplaatst.
2 Feiten
Belanghebbende exploiteert sinds 1983 een jachthaven en een camping met bijbehorende faciliteiten in de gemeente Maasgouw onder de naam ‘ [naam 3] ’ (hierna: de jachthaven). De jachthaven omvat circa 650 ligplaatsen op het water voor het afmeren van vaartuigen. Deze ligplaatsen worden op seizoenbasis verhuurd aan de gebruikers van de betreffende vaartuigen (jaarcontracten, van april tot april of van oktober tot oktober). Daarnaast is in de jachthaven ruimte voor het aanleggen van vaartuigen door niet huurders, zijnde passanten.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 mei 2022 voor het belastingjaar 2021 op één aanslagbiljet een aanslag watertoeristenbelasting van € 42.057,13 (voor 557 vaartuigen, hierna: de aanslag watertoeristenbelasting) en toeristenbelasting van € 13.634,40 (voor 76 seizoenplaatsen) aan belanghebbende opgelegd. De aanslag watertoeristenbelasting ziet alleen op vaartuigen met een vaste ligplaats.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag watertoeristenbelasting terecht is opgelegd, meer in het bijzonder of de opgelegde aanslag in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag watertoeristenbelasting. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Belanghebbende bestrijdt de aanslag toeristenbelasting en het tarief van de watertoeristenbelasting niet. Belanghebbende heeft tijdens de zitting in hoger beroep bevestigd dat zij in hoger beroep niet langer een schadevergoeding vordert en zij begrijpt dat het hof in deze procedure niet kan oordelen over de aanslagen watertoeristenbelasting die zijn opgelegd over andere jaren dan 2021.