Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2369, 23/263 en 23/264
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2369, 23/263 en 23/264
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 3 september 2025
- Datum publicatie
- 28 oktober 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:78, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 23/263 en 23/264
- Relevante informatie
- Art. 6 Wet OB, Art. 37e Wet OB, Art. 8:111 Awb, Art. 26a AWR
Inhoudsindicatie
[Naam] stelt hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank inzake de aan een buitenlandse entiteit opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboeten. Niet is gebleken dat [Naam] feitelijk bestuurder is geweest van de buitenlandse entiteit. Het hof acht [Naam] niet gerechtigd om bezwaar en (hoger) beroep in te stellen en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/263 en 23/264
Uitspraak op het hoger beroep van
[Naam] ,
hierna: [Naam]
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 januari 2023, nummers BRE 20/9471 en 20/9472, in het geding tussen [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) en de inspecteur,
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting over de periode 1 januari tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 opgelegd. Tevens is telkens bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en is telkens bij beschikking een boete opgelegd.
[Naam] heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
[Naam] heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard.
[Naam] heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
[Naam] heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn op Mijn Rechtspraak geplaatst.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [Naam] en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 23/265 tot en met 23/268, 23/272 tot en met 23/277.
Partijen hebben voor de zitting pleitnota’s inclusief bijlagen toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota’s op Mijn Rechtspraak geplaatst. De inspecteur heeft ter zitting een aanvullende pleitnota overgelegd. De pleitnota’s worden met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is een kapitaalvennootschap, opgericht op [datum] 2014 naar het recht van Belize.
De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting over de perioden 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 (hierna gezamenlijk: de naheffingsaanslagen) opgelegd. De inspecteur heeft dit gedaan naar aanleiding van de uitkomsten van zijn onderzoek naar de betrokkenheid van [Naam] bij belanghebbende. Voor de feiten met betrekking tot [Naam] en belanghebbende en voor de resultaten van het onderzoek verwijst het hof naar hetgeen is vastgesteld in de zaken met nummers 23/265 tot en met 23/268.
De naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 is opgelegd naar een bedrag van € 2.597. Tevens is bij beschikking € 411 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete van € 2.597 opgelegd. De naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is opgelegd naar een bedrag van € 9.468. Tevens is bij beschikking € 1.121 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete van € 9.468 opgelegd.
De ontvanger heeft de naheffingsaanslagen ook uitgereikt aan [Naam] als vermoedelijk laatst bekende bestuurder en aandeelhouder van belanghebbende. [Naam] heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep van [Naam] hiertegen gegrond verklaard, de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd. Tevens heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 462 aan belanghebbende, de minister voor het betalen van een schadevergoeding van € 1.038 aan belanghebbende en bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 354 aan belanghebbende moet vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen zoals deze luiden na vermindering door de rechtbank naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
[Naam] bestrijdt dat hij bestuurder, vertegenwoordiger en/of aandeelhouder is of is geweest van belanghebbende en concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en vernietiging van de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot een bevestiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover het de naheffingsaanslagen betreft. In zijn incidenteel hoger beroep concludeert de inspecteur tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen.