Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2588, 23/1659

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2588, 23/1659

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 september 2025
Datum publicatie
29 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:2588
Formele relaties
Zaaknummer
23/1659
Relevante informatie
Art. 35b SW, Art. 35c SW, Art. 16 AWR

Inhoudsindicatie

Belanghebbende en erflater zijn broers. Zij exploiteerden een legkippenbedrijf in een maatschap. In geschil is of de BOR van toepassing is op de woning en de spaargelden van erflater. Het hof is van oordeel dat met het etiketteren van de woning en de spaargelden tot ondernemingsvermogen de grens der redelijkheid zou worden overschreden en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die heretikettering mogelijk maakt. De BOR is niet van toepassing.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/1659

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

hierna: belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 16 oktober 2023, nummer BRE 22/2539, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag in de erfbelasting aan belanghebbende opgelegd ter zake van het overlijden van [erflater] (erflater).

1.2.

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de inspecteur ongegrond verklaard bij uitspraak van 19 april 2022.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde vergezeld van [accountant] (de accountant van belanghebbende), en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . De gemachtigde van belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota gelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Erflater is op [datum] 2017 overleden. Belanghebbende is de broer van erflater en in diens testament benoemd tot zijn enige erfgenaam.

2.2.

Erflater en belanghebbende exploiteerden door middel van ‘ [Maatschap] ’ (hierna ook: maatschap) een legkippenbedrijf aan de [adres 1] in [woonplaats] . Het vestigingsadres van het bedrijf is ook het woonadres van belanghebbende.

2.3.

De gebouwen waarin de maatschap haar onderneming dreef zijn eigendom van een besloten vennootschap waarin belanghebbende alle aandelen houdt.

2.4.

Erflater heeft per 1 januari 2016 zijn eigen woning met stallen aan de [adres 2] in [woonplaats] (de woning), spaargelden en cultuurgronden aan de [adres 3] in [woonplaats] ingebracht in de maatschap. De inbrengwaarde hiervan is vastgesteld op respectievelijk € 211.000, € 146.385 en € 707.541. De bij de woning behorende stallen (bedrijfsgebouwen) zijn al vele jaren niet meer in gebruik als stal maar nog wel als opslagplaats. Een gedeelte van de cultuurgronden is verpacht aan derden (een neef van belanghebbende); de pachtinkomsten werden als opbrengst verantwoord als resultaat van de maatschap. Op het niet-verpachte gedeelte werd mais voor de kippen verbouwd. De cultuurgronden en de bedrijfsgebouwen behoorden tot 1 januari 2016 tot het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen van erflater.

2.5.

In een ongedateerd memo, door partijen aangeduid als inbrengakte, waarin erflater wordt aangeduid als ‘ [naam 1] ’ en belanghebbende als ‘ [naam 2] ’, is over voormelde inbreng het volgende vermeld:

“EIGENDOMMEN [naam 1]

WONING: IN PRIVÉ

BEDRIJFSGEBOUWEN: IN EENMANSZAAK

CULTUURGRONDEN :1N EENMANSZAAK

WAAROM INGEBRACHT IN EENMANSZAAK:

[naam 2] EN [naam 1] ZAGEN, DAT LEGBATTERIJEN ED NIET LANG MEER ZOUDEN BESTAAN.

WILDEN OVERGAAN OP SCHARREL/BIOLOGISCH

[naam 1] HAD GROND DIE DAARVOOR GEBRUIKT KON WORDEN

DE GEBOUWEN VAN [naam 1] WAREN NIET GESCHIKT VOOR SCHARREL/BIO, MAAR KONDEN DIENEN ALS "RUILOBJECT" IN DE ONDERHANDELINGEN MET DE GEMEENTE VOOR DE VERGUNNINGEN

EINDDOEL [naam 1] EN [naam 2] IN DE MAATSCHAP:

SCHARREL/BIO BEDRIJF

OP DE GRONDEN VAN [naam 1] ,

DAAROP DE BENODIGDE STALLEN ED BOUWEN

[naam 1] EIGEN WONING NAAST [naam 2] AAN DE [adres 1]

ONROERENDE ZAKEN [naam 1] AAN [adres 2] VERKOPEN.

HUIDIGE BEDRIJF [naam 2] AAN DE [adres 1] DAN STAKEN

STALLEN [naam 2] SLOPEN.”

2.6.

Op 7 december 2015 is een aanvullende maatschapsovereenkomst opgemaakt waarin als volgt is vastgelegd wat per 1 januari 2016 door erflater is ingebracht:

“i. Zijn aandeel in de [Maatschap] (50%).

ii. Het woonhuis gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] ;

iii. Zijn gehele eenmanszaak, en met name:

i. De stallen gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] ;

ii. De cultuurgronden ter grootte van 8.52.75 ha, bij partijen bekend;

iii. Machines en inventaris volgens bijgaande activastaat.

iv. De aanwezige liquide middelen”

2.7.

De boerderij van erflater (met woon- en bedrijfsgedeelte) aan de [adres 2] in [woonplaats] is vanwege heretikettering met ingang van 2005 aan het bedrijfsvermogen onttrokken en naar privé overgebracht. In de aangiften inkomstenbelasting van erflater voor de jaren 2016 en 2017 is net als in de aangiften van de jaren daarvoor, de woning van erflater aangegeven als eigen woning voor het inkomen uit werk en woning (box 1). De woning is na het overlijden van erflater verhuurd aan derden.

2.8.

Tot 2016 zijn de spaargelden in de aangiften door erflater aangegeven als bezittingen voor het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). In de aangiften 2016 en 2017 zijn geen bezittingen aangegeven voor het inkomen uit sparen en beleggen; de spaargelden zijn per 1 januari 2016 in de maatschap ingebracht. Het saldo van de rekening met de spaargelden bedraagt op 1 januari 2016 en op 1 januari 2017 € 146.385.

2.9.

De inspecteur heeft in 2018 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting van erflater voor de jaren 2014 tot en met 2016, met een uitbreiding naar 2017. Het onderzoek is aangekondigd bij brief van 14 augustus 2018 aan belanghebbende. De bevindingen zijn vastgelegd in een controlerapport gedateerd 17 juni 2019. Een afzonderlijk boekenonderzoek is ingesteld naar de aangiften omzetbelasting van de maatschap over de tijdvakken in 2014 tot en met 2016. In het controlerapport is als conclusie opgenomen dat de woning van erflater en de spaargelden geen functie in de bedrijfsuitoefening van de maatschap vervulden en daarom moeten worden gerekend tot het verplichte privévermogen.

2.10.

In de aangifte erfbelasting zijn de eenmanszaak van erflater (met een waarde van -/- € 1.243) en zijn aandeel in de maatschap (met een waarde van € 1.066.169) tot het ondernemingsvermogen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) bedoeld in artikel 35b van de Successiewet 1956 (hierna: SW) gerekend. Volgens de aangifte bedroeg de belaste verkrijging nihil.

2.11.

De aanslag erfbelasting is conform de aangifte opgelegd met dagtekening 2 oktober 2018.

2.12.

Met dagtekening 20 april 2021 heeft de inspecteur een navorderingsaanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 354.074. De inspecteur heeft daarbij de woning en de spaargelden niet tot het ondernemingsvermogen gerekend.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de inspecteur over een navorderingrechtvaardigend nieuw feit beschikt. Bij bevestigende beantwoording van die vraag is nog in geschil of de woning en de spaargelden van erflater kwalificeren als ondernemingsvermogen voor toepassing van de BOR.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de navorderingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing