Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-02-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:340, 23/874 en 23/875
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-02-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:340, 23/874 en 23/875
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 februari 2025
- Datum publicatie
- 8 april 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:2911, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/874 en 23/875
- Relevante informatie
- Art. 6 Wet MRB 1994, Art. 7 Wet MRB 1994, Art. 34 Wet MRB 1994, Art. 73 Wet MRB 1994, Art. 1 EP EVRM, Art. 110 VWEU, Art. 267 VWEU
Inhoudsindicatie
Heffing van mrb voor motorrijtuigen met een buitenlands kenteken is niet strijdig met het Unierecht en vormt ook geen schending van artikel 17 Handvest (eigendomsrecht). De wetgever heeft de ‘wide margin of appreciation’ niet overschreden en een individuele en buitensporige last is niet aannemelijk gemaakt. Ook het verdedigingsbeginsel is niet geschonden. Geen schending bilateraal belastingverdrag, omdat dit verdrag niet ziet op de motorrijtuigenbelasting. Het hof vermindert de vergrijpboeten naar 50%. Hoger beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/874 en 23/875
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 28 april 2023, nummers BRE 20/5780 en BRE 21/4034, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) over de periode 25 mei 2018 tot en met 25 maart 2019 opgelegd (hierna: naheffingsaanslag 1). Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd (hierna: verzuimboete 1).
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag mrb over de periode 17 oktober 2019 tot en met 16 november 2020 opgelegd (hierna: naheffingsaanslag 2). Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd (hierna: verzuimboete 2).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft voor de zitting pleitnota’s toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota’s doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota’s worden met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak op Mijn Rechtspraak wordt geplaatst.
2 Feiten
Belanghebbend is geboren op [geboortedatum] 1954 en staat vanaf die datum onafgebroken op een Nederlands adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). Het huidige adres van belanghebbende is [adres] in [woonplaats] .
Op 26 maart 2019 hebben ambtenaren van de Belastingdienst geconstateerd dat belanghebbende met een Litouws kenteken ( [kenteken 1] , hierna: auto 1) gebruik heeft gemaakt van de weg in Nederland. Voor auto 1 is geen motorrijtuigenbelasting betaald.
Auto 1 stond in Litouwen geregistreerd op naam van de vennootschap [bedrijf] De zoon van belanghebbende is de directeur van deze onderneming en het bezoekadres van deze onderneming is het woonadres van belanghebbende.
Met dagtekening 5 juni 2019 heeft de inspecteur een vooraankondiging naheffingsaanslag mrb en boetebeschikking voor auto 1 aan belanghebbende toegestuurd.
Per e-mail van 11 juni 2019 heeft belanghebbende op de vooraankondiging naheffingsaanslag en boetebeschikking voor auto 1 gereageerd.
De inspecteur heeft met dagtekening 15 juni 2019 voor auto 1 een naheffingsaanslag mrb opgelegd naar een bedrag van € 2.279. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 2.279 opgelegd.
De douane heeft op 17 november 2020 geconstateerd dat belanghebbende met een personenauto met een Litouws kenteken ( [kenteken 2] , hierna: auto 2) gebruik heeft gemaakt van de weg in Nederland. Voor deze auto is geen motorrijtuigenbelasting betaald.
Met dagtekening 15 december 2020 is aan belanghebbende een vooraankondiging naheffingsaanslag mrb en boetebeschikking voor auto 2 toegestuurd.
Belanghebbende heeft niet op de vooraankondiging voor auto 2 gereageerd.
De inspecteur heeft met dagtekening 28 januari 2021 voor auto 2 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd naar een bedrag van € 3.660. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 3.660 opgelegd.
Auto 2 stond in Litouwen geregistreerd op naam van de vennootschap [bedrijf]
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de boeten verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn naar € 1.937 (boete 1) en € 3.477 (boete 2), de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.818, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 182, de inspecteur en de minister ieder veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 418,50 en de inspecteur en de minister gelast ieder de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht - zijnde € 48,50 - te vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is sprake van een met het Unierecht strijdige heffing? Zo ja, is het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel geschonden?
II. Zijn de rechtbank en het hof bevoegd uitleg te geven aan het Unierecht en bestaat aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU)?
III. Zijn de naheffingsaanslagen en de verzuimboeten terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende opgelegd?
IV. Heeft de rechtbank de proceskosten tot een juist bedrag vastgesteld?
V. Is de heffing van griffierecht in strijd met artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?
VI. Heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding voor de in strijd met het Unirecht geheven belasting en opgelegde boeten?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen, en vergoeding van alle kosten. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.