Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:538, 22/414

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:538, 22/414

cassatie ingesteld (rolnr HR: 25/01305)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 februari 2025
Datum publicatie
14 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:538
Formele relaties
Zaaknummer
22/414
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2025] art. 5, Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 [Tekst geldig vanaf 01-01-2025] art. 4

Inhoudsindicatie

Aanslag vennootschapsbelasting. Belanghebbende komt in aanmerking voor de vrijstelling van artikel 5, lid 1, aanhef en onder c, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2015). Belanghebbende voldoet aan de winstbestemmingseis van artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 (tekst 2015).

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/414

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 januari 2022, nummer BRE 19/5340, in het geding tussen

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de inspecteur,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag vennootschapsbelasting 2015 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft in reactie op het verweerschrift, met toestemming van het hof, een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is opgericht op 21 oktober 2011. Alle aandelen in het kapitaal van belanghebbende zijn in handen van [bedrijf 1] De aandelen van [bedrijf 1] zijn in 2015 in het bezit van [bedrijf 2] (uiteindelijk aandeelhouder [naam 1] ), [bedrijf 3] (100% aandeelhouder [naam 2] ), [bedrijf 4] (100% aandeelhouder [naam 3] ) en [bedrijf 5] (uiteindelijk aandeelhouder [naam 4] ). De aandeelhouder van belanghebbende is niet subjectief vrijgesteld voor de vennootschapsbelasting, evenmin als de aandeelhouders in de aandeelhouder van belanghebbende.

2.2.

De activiteiten van belanghebbende bestaan volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel uit:

Het exploiteren van (een) instelling(en) voor geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg voor volwassenen en het aanbieden van zorg- en dienstverlening aan personen met een verstandelijke beperking en/of gedragsproblematiek.

2.3.

De statuten van belanghebbende luiden, voor zover van belang, sinds 1 december 2014 tot 25 juli 2015 als volgt:

Artikel 23 Winst.

1. De winst van de vennootschap staat ter beschikking van de algemene vergadering, zulks met inachtneming van het in lid 2 van dit artikel bepaalde.

2. Winst kan uitsluitend worden aangewend ten bate van een lichaam dat is vrijgesteld van vennootschapsbelasting ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel c Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit Vennootschapsbelasting 1971 (of enige daarvoor in de plaats tredende bepaling(-en)) of een algemeen maatschappelijk belang, hetgeen bovendien slechts kan plaatsvinden voor zover dat is toegestaan onder de op de vennootschap van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder is begrepen de Wet toelating zorginstelling en het Uitvoeringsbesluit Wet toelating zorginstellingen.

3. Indien de vennootschap reserves krachtens de wet moet aanhouden, geldt de bevoegdheid tot uitkering uitsluitend voor zover het eigen vermogen groter is dan die reserves. Een besluit van de algemene vergadering dat strekt tot uitkering heeft geen gevolgen zolang de directie geen goedkeuring heeft verleend. De directie mag deze goedkeuring slechts weigeren indien zij weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.

4. Uitkering van de winst geschiedt na vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is.

5. De directie kan met inachtneming van het dienaangaande in lid 2 van dit artikel bepaalde, besluiten tot een tussentijdse uitkering van winst.

6. De directie kan besluiten tot uitkering ten laste van een reserve, met dien verstande dat op een uitkering uit een winstreserve het bepaalde in lid 2 van dit artikel van overeenkomstig toepassing is.

7. De vordering van de aandeelhouder tot uitkering verjaart door een tijdsverloop van vijf jaren.

(…)

Artikel 29. Statutenwijziging en ontbinding.

Wanneer aan de algemene vergadering een voorstel tot statutenwijziging of tot ontbinding van de vennootschap wordt gedaan, moet zulks steeds bij de oproeping tot de algemene vergadering worden vermeld, en moet, indien het een statutenwijziging betreft, tegelijkertijd een afschrift van het voorstel waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen, ten kantore van de vennootschap ter inzage worden gelegd voor aandeelhouders tot afloop van de vergadering.

(…)

Artikel 30. Ontbinding en vereffening .

1. De vennootschap kan worden ontbonden door een daartoe strekkend besluit van de algemene vergadering. Wanneer aan de algemene vergadering een voorstel tot ontbinding van de vennootschap zal worden gedaan, moet dat bij de oproeping tot de algemene vergadering worden vermeld.

2. Hetgeen na voldoening van de schulden overblijft wordt aangewend ten bate van een lichaam dat is vrijgesteld van vennootschapsbelasting ingevolge artikel 5, eerste lid onderdeel c Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit Vennootschapsbelasting 1971 (of enig daarvoor in de plaats tredende bepaling(-en)) of een algemeen maatschappelijk belang.

3. In geval van ontbinding van de vennootschap krachtens besluit van de algemene vergadering worden de directeuren vereffenaars van het vermogen van de ontbonden vennootschap, tenzij de algemene vergadering besluit een of meer andere personen tot vereffenaar te benoemen.

4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten waar mogelijk van kracht.

5. Op de vereffening zijn voorts van toepassing de desbetreffende bepalingen van Boek 2, Titel 1, van het Burgerlijk Wetboek.

2.4.

Op 25 juli 2015 zijn de statuten gewijzigd en sindsdien luiden de statuten - voor zover van belang - als volgt:

Artikel 23. Winst.

1. De winst staat ter beschikking van de algemene vergadering, zulks met inachtneming van het in lid 2 van dit artikel bepaalde.

2. Winst kan uitsluitend worden aangewend ten bate van een aandeelhouder die een lichaam is dat is vrijgesteld van vennootschapsbelasting ingevolge artikel 5, lid 1, letter c Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit Vennootschapsbelasting 1971 (of enige daarvoor in de plaats tredende bepaling(-en)) of een algemeen maatschappelijk belang, hetgeen bovendien slechts kan plaatsvinden voor zover dat is toegestaan onder de op de vennootschap van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder is begrepen de Wet toelating zorginstellingen en het Uitvoeringsbesluit Zorginstellingen.

3. Indien de vennootschap reserves krachtens de wet moet aanhouden, geldt de bevoegdheid tot uitkering uitsluitend voorzover het eigen vermogen groter is dan die reserves.

4. De algemene vergadering kan de winst geheel of gedeeltelijk voegen bij één of meer reserves. De algemene vergadering kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke uitkering van reserves, met dien verstande dat reserves alleen kunnen worden uitgekeerd aan een lichaam dat is vrijgesteld van vennootschapsbelasting ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel c Wet op de vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit 1971 (of enige daarvoor de in plaats tredende bepalingen» of en algemeen maatschappelijk belang en voorts met inachtneming van het bepaalde in lid 2.

5. Uitkering van de winst geschiedt na vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is.

6. De directie kan, met inachtneming van het dienaangaande in lid 2 van dit artikel bepaalde, besluiten tot een tussentijdse uitkering van winst.

7. Met inachtneming van artikel 21 lid 5, heeft een besluit van de algemene vergadering tot uitkering als bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel, geen gevolgen zolang de directie geen goedkeuring heeft verleend. De directie weigert slechts de goedkeuring, indien de directie weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.

8. De algemene vergadering kan op voorstel van de aandeelhouder van één of meer aandelen met een aanduiding besluiten een agioreserve geheel of gedeeltelijk op te heffen ter uitkering aan de desbetreffende aandeelhouder, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden.

9. Bij de berekening van iedere uitkering of toevoeging tellen de aandelen die de vennootschap in haar kapitaal houdt, niet mee.

10. De vordering van een aandeelhouder tot uitkering van winst verjaart tot door verloop van vijf jaren na de dag van het besluit tot uitkering van de winst.

(…)

Artikel 29. Statutenwijziging en ontbinding.

1. Wanneer aan de algemene vergadering een voorstel tot statutenwijziging of tot ontbinding van de vennootschap wordt gedaan, moet zulks steeds bij de oproeping tot de algemene vergadering worden vermeld, en moet, indien het een statutenwijziging betreft, tegelijkertijd een afschrift van het voorstel waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen ten kantore van de vennootschap ter inzage worden gelegd voor vergadergerechtigden tot de afloop van de vergadering, onverminderd het bepaalde in artikel 27 lid 1 en 2.

2. Een besluit tot wijziging van de statuten dat specifiek afbreuk doet aan enig recht van houders van aandelen van een bepaalde duiding, kan slechts worden genomen met instemming van alle houders van aandelen van de bepaalde aanduiding en overige vergadergerechtigden aan wiens rechten de statutenwijziging afbreuk doet.

3. Een besluit tot ontbinding kan voorts slechts worden genomen door de algemene vergadering, indien ten minste één aandeelhouder kwalificeert als een lichaam als bedoeld in artikel 5 lid 1 letter c Wet op de vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit Vennootschapsbelasting 1971 (of enige daarvoor in de plaatst tredende bepaling(-en)) dan wel een maatschappelijk belang behartigt.

(…)

Artikel 30. Vereffening.

1. In geval van ontbinding van de vennootschap krachtens besluit van de algemene vergadering zijn de directeuren belast met de vereffening, tenzij de algemene vergadering anders bepaalt.

2. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voorzover mogelijk van kracht. Het daarin bepaalde omtrent directeuren is dan van toepassing op de vereffenaars.

3. Hetgeen na voldoening van de schulden is overgebleven, wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders die een lichaam zijn als bedoeld in artikel 5 lid 1 letter c Wet op de vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 4 Uitvoeringsbesluit Vennootschapsbelasting 1971 (of enige daarvoor in de plaatst tredende bepaling(-en)) dan wel die een algemeen maatschappelijk belang behartigen, en wel zodanig dat eerst wordt uitgekeerd de bedragen van de agioreserves aan de houders van de aandelen met die aanduiding en het restant aan alle aandeelhouders naar evenredigheid van het gezamenlijke nominale bedrag van hun aandelenbezit.

4. Op de vereffening zijn voorts de bepalingen van Titel 1 van Boek 2 BW van toepassing.

2.5.

Op 14 mei 2018 heeft belanghebbende voor het jaar 2015 aangifte vennootschapsbelasting gedaan van een belastbare winst, tevens belastbaar bedrag, van nihil. In de aangifte is onder ‘overige vrijgestelde winstbestanddelen’ een bedrag van € 977.426 opgenomen. Belanghebbende heeft in de aangifte gevraagd om een expliciete uitspraak van de Belastingdienst en hierbij is vermeld:

‘Wij doen een beroep op de zorgvrijstelling’.

2.6.

De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 977.426. Tevens is bij beschikking € 38.974 belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

2.7.

De inspecteur heeft de aanslag en de rentebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor de vrijstelling van artikel 5, lid 1, aanhef en onder c, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2015; hierna: Wet Vpb). Meer specifiek is in geschil of belanghebbende voldoet aan de winstbestemmingseis van artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 (tekst 2015; hierna: Uitvoeringsbesluit).

3.2.

De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden