Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:654, 23/269
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:654, 23/269
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Datum publicatie
- 16 april 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:686, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/269
- Relevante informatie
- Art. 3.84 Wet IB 2001, Art. 3.147 Wet IB 2001, Art. 10 Wet LB, Art. 11d Wet LB, Art. 13a Wet LB, Art. 8:105 Awb
Inhoudsindicatie
Rijnvarende, aanslag IB/PVV. Het hof is van oordeel dat de aanslag terecht is opgelegd. De inspecteur is voor de premieheffing gebonden aan een door de SVB afgegeven A1-verklaring. Er is geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel, het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Belanghebbende heeft geen recht op verrekening van in het buitenland geheven premies. Voor de beoordeling van een tegemoetkoming zoals voorzien in de Regeling tijdelijke tegemoetkoming Rijnvarenden is het hof onbevoegd. De rechtbank heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning eerder te laag dan te hoog vastgesteld. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/269
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 februari 2023, nummers BRE 20/184 en 20/185, in het geding tussen belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2016 en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV 2016 en Zvw 2016 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 ongegrond en het beroep tegen de aanslag Zvw 2016 gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en was geheel 2016 woonachtig in Nederland. Hij had in 2016 de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt.
Geheel 2016 was belanghebbende in dienst van [bedrijf] , gevestigd in Liechtenstein. Voor deze werkgever was belanghebbende gedurende het gehele jaar werkzaam op een schip dat pleegt in de Rijnvaart te worden gebruikt.
De Liechtensteinse sociale zekerheidsautoriteit heeft op 16 september 2015 aan belanghebbende een Al-verklaring afgegeven waaruit volgt dat belanghebbende in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2016 verplicht verzekerd is in Liechtenstein.
De Nederlandse Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) heeft met dagtekening 13 juli 2018 een AI-verklaring aan belanghebbende afgegeven. In deze verklaring wordt het Nederlandse socialezekerheidsrecht van toepassing verklaard voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 oktober 2017. Tegen deze A1-verklaring heeft belanghebbende rechtsmiddelen aangewend. De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep van belanghebbende tegen de A1-verklaring op 22 april 20211 ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft het ingestelde beroep in cassatie op 22 april 20222 eveneens ongegrond verklaard. Daarmee is de A1-verklaring onherroepelijk geworden.
De aanslag IB/PVV 2016 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 31.040. Hierbij is de inspecteur ervan uitgegaan dat belanghebbende voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 verplicht verzekerd was in Nederland voor de PVV. Ook is bij beschikking € 266 belastingrente in rekening gebracht.
De aanslag Zvw 2016 is vastgesteld op 8 februari 2019 naar een bijdrage-inkomen van € 31.040. Tevens is bij beschikking € 34 belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het niet toekennen van de vrijstelling voor de PVV. De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV en Zvw 2016 en de rentebeschikkingen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag Zvw 2016 gegrond en het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de aanslag Zvw 2016 vernietigd.
In de brief van de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 8 februari 2021 (hierna: de brief van 8 februari 2021) staat het volgende vermeld:3
‘De Belastingdienst heeft op grond van een te ruime toepassing van het Besluit van 24 maart 2014, DGB 2014/144M de Luxemburgse premies voor ouderdomsuitkeringen (de zogenoemde «cotisation pension») op het fiscale inkomen in mindering gebracht. Deze belastingvermindering is per belastingjaar 2020 niet meer aan de orde.’
Volgens de loonstrook bedraagt het brutoloon van [bedrijf] (‘Monatslohn’) en de inhoudingen over het jaar 2016 in september (in CHF):
‘Monatslohn’ 2.996,15
‘AHV-IV-Abzug’ 136,30
‘Arbeitslosenversicherung’ 15,00
‘Taggeld Krankenkasse’ 34,75
‘Krankenversicherungsanteil’ 320,00
‘Nichtbetriebsunfall’ 45,20
‘Pensionskasse CH Variabel Risikoanteil’ 26,40
‘Krankenkasse Arbeitgeber Beitrag’ 173,50
Volgens de loonstrook bedraagt het brutoloon van [bedrijf] en de inhoudingen over het jaar 2016 in oktober (in CHF):
‘Monatslohn’ 2.996,15
‘Uberzeitentschädigungen’ 468,20
‘AHV-IV-Abzug’ 157,65
‘Arbeitslosenversicherung’ 17,30
‘Taggeld Krankenkasse’ 40,20
‘Krankenversicherungsanteil’ 320,00
‘Nichtbetriebsunfall’ 52,30
‘Pensionskasse CH Variabel Risikoanteil’ 26,40
‘Krankenkasse Arbeitgeber Beitrag’ 173,50
Volgens de loonstrook bedraagt het brutoloon van [bedrijf] en de inhoudingen over het jaar 2016 in november (in CHF):
‘Monatslohn’ 2.996,15
‘AHV-IV-Abzug’ 136,30
‘Arbeitslosenversicherung’ 15,00
‘Taggeld Krankenkasse’ 34,75
‘Krankenversicherungsanteil’ 320,00
‘Nichtbetriebsunfall’ 45,20
‘Pensionskasse CH Variabel Risikoanteil’ 26,40
‘Krankenkasse Arbeitgeber Beitrag’ 273,50
‘Reisekosten für das Personal’ 172,80
Volgens de loonstrook bedraagt het brutoloon van [bedrijf] en de inhoudingen over het jaar 2016 in december (in CHF):
‘Monatslohn’ 2.996,15
‘AHV-IV-Abzug’ 136,30
‘Arbeitslosenversicherung’ 15,00
‘Taggeld Krankenkasse’ 34,75
‘Krankenversicherungsanteil’ 320,00
‘Nichtbetriebsunfall’ 45,20
‘Pensionskasse CH Variabel Risikoanteil’ 26,40
‘Krankenkasse Arbeitgeber Beitrag’ 173,50
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Is belanghebbende in de periode van 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 verplicht verzekerd voor de Nederlandse socialezekerheidswetgeving en om die reden premieplichtig? Meer in het bijzonder is in geschil of de inspecteur is gebonden aan de afgegeven A1-verklaring.
-
Is sprake van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel?
-
Is sprake van strijd met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel?
-
Heeft belanghebbende recht op verrekening van in het buitenland geheven premies conform artikel 73, lid 2, Verordening (EG) nr. 987/2009 (hierna: de Toepassingsverordening)?
-
Is het fiscale loon tot een te hoog bedrag vastgesteld?
-
Kan belanghebbende zich met succes beroepen op het gelijkheidsbeginsel, mede in verband met het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 14 maart 2014, DGB 2014/144M4 (hierna: het Besluit 2014)?
7. Heeft belanghebbende recht op een tegemoetkoming zoals voorzien in Regeling tijdelijke tegemoetkoming rijnvarenden (hierna: de RTTR)?5
Belanghebbende concludeert tot geen PVV dan wel vermindering van de PVV met de in Liechtenstein geheven sociale zekerheidspremies en tot een lagere vaststelling van het fiscale loon over 2016. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.