Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:656, 23/1241

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:656, 23/1241

cassatie ingesteld (rolnr HR: 25/01335)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 maart 2025
Datum publicatie
16 april 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:656
Formele relaties
Zaaknummer
23/1241
Relevante informatie
Art. 28c Iw 1990, Art. 8:41a Awb, Art. 30ha AWR, Art. 267 VWEU

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft ter zitting bij de rechtbank uitdrukkelijk verklaard dat geen sprake is van spanning en frustratie. Om die reden volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. De inspecteur is bevoegd een rentebeschikking te nemen. De rechtbank heeft de rentevergoeding en de proceskostenvergoeding juiste vastgesteld. Het vooraf heffen van griffierecht levert geen strijd op met het Unierecht en belanghebbende komt niet in aanmerking voor vergoeding van rente over het door hem betaalde griffierecht. Het hof is, als niet in hoogste instantie oordelende rechterlijke instantie, niet gehouden prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/1241

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 augustus 2023, nummer BRE 21/4165 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een kennisgeving van teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (hierna: Bpm) aan belanghebbende gestuurd en daarbij een rentebeschikking genomen (hierna: de rentebeschikking) op basis van artikel 30ha Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de rentebeschikking. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 11 april 2019 een kennisgeving teruggaaf Bpm van € 867 aan belanghebbende toegestuurd. De teruggaaf is gebaseerd op de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 maart 2019, nummer BRE 17/6873.

2.2.

De inspecteur heeft de rentebeschikking vastgesteld voor de periode 1 april 2017 tot en met 17 november 2017. De belastingrente is vastgesteld op € 22.

2.3.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het toegepaste rentetarief niet aan het Europeesrechtelijke doeltreffendheidsbeginsel voldoet. De rechtbank heeft de rente verhoogd naar € 25, de inspecteur veroordeeld tot betaling van € 129,50 (€ 54,50 voor de bezwaarfase en € 75 voor de beroepsfase) aan (proces)kosten aan belanghebbende en heeft de inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 181 aan hem te vergoeden.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Mag voorafgaand aan de procedure griffierecht in rekening gebracht worden?

II. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over het betaalde griffierecht?

III. Is het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel dan wel de hoorplicht geschonden?

IV. Is het hof bevoegd om uitleg te geven aan het Unierecht?

V. Is de inspecteur bevoegd een rentebeschikking te nemen?

VI. Heeft belanghebbende recht op een hogere rentevergoeding?

VII. Heeft belanghebbende recht op een hogere (proces)kostenvergoeding?

VIII. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, toekenning van een hogere rentevergoeding, een hogere proceskostenvergoeding en toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing