Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:836, 23/407
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:836, 23/407
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 26 maart 2025
- Datum publicatie
- 24 april 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:767, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/407
- Relevante informatie
- Art. 27e AWR, Art. 67a AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV en Zvw. Vereiste aangifte niet gedaan. Terechte omkering en verzwaring bewijslast. Detentie en andere bijzondere omstandigheden staan daaraan niet in de weg. Redelijke schatting en niet overtuigend aangetoond dat de schatting onjuist is. Verzuimboete is gematigd vanwege financiële omstandigheden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/407
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 9 februari 2023, nummer BRE 21/5036, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011 opgelegd. Daarbij heeft de inspecteur heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd. Gelijktijdig heeft de inspecteur de aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2011 opgelegd en ook daarbij heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen. De inspecteur heeft de verzoeken afgewezen en de bezwaren tegen deze beslissingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en haar gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende exploiteerde een aspergekwekerij aan de [adres] in [plaats] . In het kader van een onderzoek naar mensenhandel hebben politie en justitie begin januari 2010 een inval gedaan op het bedrijf. Belanghebbende is destijds gearresteerd en in hechtenis genomen.
Belanghebbende is bij vonnis van [datum] 2011 door de rechtbank ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het onder dwang werven en huisvesten van personen met het oogmerk tot uitbuiting en het onder dwang bewegen van personen tot het verrichten van arbeid. Het hof (strafkamer) heeft belanghebbende voor deze feiten veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. [belanghebbende] heeft van 19 januari 2010 tot en met 22 juli 2010, van 17 juni 2011 tot 1 september 2011, drie dagen in de periode 1 september 2011 tot 19 september 2011, en van 19 september 2011 tot 16 februari 2013 in detentie gezeten.
Uit gegevens van derdenonderzoeken volgt dat belanghebbende in 2011 met de (veiling)verkoop van asperges een opbrengst heeft behaald van € 231.960. Verder heeft belanghebbende inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten ten bedrage van € 3.186 en heeft [belanghebbende] een bedrag van € 43.052 aan te veel ontvangen inkomsten uit vroegere dienstbetrekking terugbetaald.
De onroerende zaak aan de [adres] was eigendom van belanghebbende. Op 9 september 2011 heeft een executieveiling plaatsgevonden van (onder andere) deze onroerende zaak. Volgens een taxatierapport dat is opgesteld in opdracht van [X] kan de verkoopopbrengst van de betreffende onroerende zaak als volgt worden gesplitst:
Privé-deel € 164.000
Bedrijfsgebouwen en ondergrond € 311.600
Totaal € 475.600
Volgens een destijds ingesteld boekenonderzoek was de boekwaarde van de bedrijfsgebouwen en ondergrond op het moment van de executieveiling € 150.000.
Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand (met een uiterste reactietermijn van 7 mei 2014) tot het indienen van een aangifte IB/PVV en Zvw voor het jaar 2011. Belanghebbende heeft geen aangifte ingediend.
Met dagtekening 10 januari 2015 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2011 ambtshalve vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125.134.
Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd:
Winst uit onderneming € 165.000
Inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking € 3.186
Inkomen uit vroegere dienstbetrekking € 43.052 -/-
Totaal € 125.134
Met dezelfde dagtekening heeft de inspecteur de aanslag Zvw 2011 eveneens ambtshalve vastgesteld naar een bijdrage-inkomen van € 33.427 (maximum). Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur aan belanghebbende respectievelijk € 5.065 en € 176 heffingsrente in rekening gebracht. Ook heeft hij aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 984.
Op 24 maart 2015 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw, de beschikkingen heffingsrente en de verzuimboete.
Op 27 mei 2016 heeft een bespreking op het kantoor van de toenmalige gemachtigde van belanghebbende plaatsgevonden, waar onder meer een voorstel voor finale kwijting van belastingschulden voor meerdere jaren is besproken. In het intern verslag van de inspecteur van deze bespreking staat onder meer het volgende: “Verder zal eerst ook nog helderheid moeten ontstaan over de rekening in Luxemburg en over de gelden in België.” De gegevens over het buitenlandse vermogen zijn op 10 januari 2020 verstrekt aan de inspecteur.
De inspecteur heeft de bezwaren met betrekking tot 2011 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, de bezwaren aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering en deze vervolgens op 4 september 2020 bij voor bezwaar vatbare beschikkingen afgewezen.1 Tegen deze afwijzingen heeft belanghebbende op 13 oktober 2020 bezwaar gemaakt en op 19 oktober 2021 heeft de inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
- -
-
i) Is terecht de bewijslast omgekeerd en verzwaard?
- -
-
ii) Zijn de aanslagen IB/PVV en Zvw tot de juiste bedragen vastgesteld?
- -
-
iii) Is de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
- -
-
iv) Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade?
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen IB/PVV 2011 en Zvw 2011 tot nihil, dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente, vernietiging of vermindering tot nihil van de verzuimboete en vergoeding van immateriële schade. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.