Home

Hoge Raad, 01-12-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8218 ZC5524, 27341

Hoge Raad, 01-12-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8218 ZC5524, 27341

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X BV te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 maart 1990 betreffende na te melden aan haar opgelegde aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 1986 van de provincie Utrecht.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1986 een aanslag in de zuiveringsheffing van de Provincie Utrecht opgelegd naar 5.483 vervuilingseenheden met een verhoging van f 1.000, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van de uitspraak van Gedeputeerde Staten in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar 3.000 vervuilingseenheden, met een verhoging van f 1.000. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.2. Gedeputeerde Staten hebben een vertoogschrift ingediend.

2.3. Belanghebbende heeft haar zaak doen toelichten door Mr. J.C. van Oven, advocaat bij de Hoge Raad.

2.4. De Advocaat-Generaal Moltmaker heeft op 11 april 1991 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.5. Op 12 juni 1991 is nog een op die datum gedateerde brief van de raadsman van belanghebbende bij de Hoge Raad binnengekomen, waarin hij de Hoge Raad verzoekt ambtshalve de vraag in zijn oordeel te betrekken of de bestreden aanslag rechtsgeldig kon worden opgelegd naar een heffingstarief dat, naar zijn cliënte uit een perspublicatie heeft opgemaakt, eerst in 1990 is gepubliceerd.

2.6. Naar aanleiding van de in 2.5 genoemde brief heeft de Advocaat-Generaal Moltmaker op 1 september 1993 een aanvullende conclusie genomen en daarin geconcludeerd dat de Hoge Raad op de brief van de raadsman van belanghebbende van 12 juni 1991 geen acht zal slaan en niet ambtshalve een oordeel zal geven over de verbindendheid van het Tariefbesluit 1986 voor wat betreft de onderwerpelijke aanslag.

3. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie

3.1. Blijkens de tot de stukken van het geding behorende kopie van het aanslagbiljet waarmee belanghebbende mededeling werd gedaan van de van haar voor het jaar 1986 geheven zuiveringsheffing, was dit stuk gedagtekend 30 juni 1988. Deze heffing werd belanghebbende opgelegd op grond van de Verordening zuiveringsheffing provincie Utrecht 1986, welke na bij Koninklijk Besluit van 27 februari 1986 te zijn goedgekeurd op 28 april 1986 in het Provinciaal Blad van Utrecht, nummer 22/1986, is geplaatst. Ter uitvoering van artikel 17 van deze verordening, luidende:

'Het per vervuilingseenheid verschuldigde bedrag wordt - gehoord de commissie - bij afzonderlijk besluit van provinciale staten vastgesteld.'

hebben Provinciale Staten op 19 juni 1985 het bedrag per vervuilingseenheid voor het jaar 1986 vastgesteld op f 55,80. Dit besluit (hierna: het Tariefbesluit 1986) is bij Koninklijk Besluit van 16 december 1985 goedgekeurd.

3.2. Het behoort tot de taak van de rechter in belastingzaken, die immers zelfstandig vaststelt welke rechtsregels in het gegeven geval toepasselijk zijn, zich ervan te vergewissen of een aan de belastingplichtige opgelegde heffing ten tijde van de vaststelling daarvan berustte op een wettelijke regeling ten aanzien waarvan is voldaan aan de formele vereisten die door de wet voor de verbindendheid van die regeling worden gesteld. Voor de verbindendheid van een wettelijke regeling kan vereist zijn dat de regeling op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Voor gemeentelijke belastingverordeningen zal het vereiste van bekendmaking gelden met ingang van de inwerkingtreding van de nieuwe Gemeentewet. Voor de verbindendheid van wettelijke regelingen is soms ook vereist dat zij door een toezichthoudende instantie zijn goedgekeurd.

3.3. Het tariefbesluit 1986 is een verordening in de zin van artikel 82 van de Provinciewet, zodat voor de verbindendheid van dit besluit onder meer bekendmaking in het provinciaal blad is vereist. Het Hof heeft niet onderzocht of het Tariefbesluit 1986 is bekendgemaakt. De Hoge Raad zal derhalve dit onderzoek zelf verrichten. Blijkens de aanvullende conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.4 is het besluit eerst gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Utrecht van 24 april 1991, nummer 35/1991, dat is na het opleggen van de aanslag.

3.4. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het Tariefbesluit 1986 met betrekking tot de onderhavige aanslag onverbindend is. De uitspraak van het Hof en de aanslag dienen te worden vernietigd.

4. Beslissing