Home

Hoge Raad, 16-12-1998, AA4751, 33929

Hoge Raad, 16-12-1998, AA4751, 33929

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 december 1998
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:1998:AA4751
Zaaknummer
33929

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 33929

16 december 1998

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uit-spraak van het Ge-rechtshof te Leeuwarden van 7 november 1997 be-tref-fende de hem voor het jaar 1990 opge-legde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aan-slag in de in-kom-sten-be-las-ting/premie volksverzekeringen op-ge-legd naar een belastbaar inkomen van ƒ 836.144,--, waarvan een bedrag van ƒ 760.000,-- belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 met een heffingsrente ten bedrage van ƒ 20.007,--, wel-ke aan-slag, na daar-te-gen ge-maakt bezwaar, bij uit-spraak van de In-spec-teur is gehandhaafd.

Be-lang-heb-ben-de is te-gen die uit-spraak in be-roep ge-ko-men bij het Hof, dat deze uit-spraak heeft bevestigd.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ́s Hofs uit-spraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoog-schrift het cassatieberoep bestre-den.

3. Beoordeling van het middel van cas-sa-tie

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proces-kosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administra-tieve recht-spraak belastingzaken.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier van Hooff, en in het openbaar uitgesproken.