Hoge Raad, 15-12-1999, AA4205, 33423
Hoge Raad, 15-12-1999, AA4205, 33423
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 december 1999
- Datum publicatie
- 15 augustus 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1999:AA4205
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:1999:AA4205
- Zaaknummer
- 33423
- Relevante informatie
- Waterschapswet [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-01-2026] art. 120
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 33423
15 december 1999
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 april 1997 betreffende na te melden hem voor het jaar 1992 opgelegde aanslagen in de waterschapslasten van het waterschap Oost-Veluwe.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1992 twee aanslagen waterschapslasten opgelegd ten bedrage van f 51,04 onderscheidenlijk f 152,77. Na bezwaar van belanghebbende zijn die aanslagen bij uitspraak van het Hoofd van de afdeling financiën van het waterschap (hierna: het Hoofd) gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van het Hoofd bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Advocaat-Generaal Moltmaker heeft op 3 februari 1999 geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, van de uitspraak op het bezwaarschrift en van de opgelegde aanslagen.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief, waarvan een ontvangstbevestiging is binnengekomen, gewezen op de verschuldigdheid van het ingevolge artikel 5, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken geheven griffierecht en heeft hem in de gelegenheid gesteld het te dezen verschuldigde bedrag te betalen binnen de in lid 5 van artikel 5 voorziene termijn van acht weken. Belanghebbende is evenwel in gebreke gebleven het verschuldigde bedrag te betalen. Het beroep is mitsdien ingevolge artikel 5, lid 5, niet ontvankelijk.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep in cassatie.
Dit arrest is vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier De Bruin, in raadkamer van 15 december 1999 en in het openbaar uitgesproken.