Home

Hoge Raad, 14-07-2000, AA6531, R00/077HR

Hoge Raad, 14-07-2000, AA6531, R00/077HR

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

14 juli 2000

Vakantiekamer

Rek.nr. R00/077HR

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[verzoekster], wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr G.E.M. Later.

1. Het geding in feitelijke instantie

De Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 28 maart 2000 onder overlegging van een op 24 maart 2000 ondertekende geneeskundige verklaring een vordering ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: verzoekster - in een psychiatrisch ziekenhuis.

Nadat de Rechtbank verzoekster, bijgestaan door haar advocaat, en de behandelend psychiater op 7 en 13 april 2000 had gehoord, heeft zij bij beschikking van 13 april 2000 de gevorderde machtiging verleend.

De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoekster beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Amsterdam.

3. Beoordeling van het middel

3.1 Op vordering van de Officier van Justitie heeft de Rechtbank bij beschikking van 13 april 2000 voorlopige machtiging verleend om verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

Blijkens het proces-verbaal van het verhoor ter zitting van 13 april 2000 heeft de advocaat van verzoekster primair verzocht de vordering van de Officier van Justitie af te wijzen op grond van het ontbreken van het gevaar en - kennelijk subsidiair - verzocht om een contra-expertise te laten verrichten.

3.2 Onderdeel 1 houdt de klacht in dat de Rechtbank de vordering van de Officier van Justitie heeft toegewezen zonder aandacht te besteden aan het verzoek om een contra-expertise en dat de Rechtbank haar beschikking derhalve onvoldoende heeft gemotiveerd. Deze klacht is gegrond.

3.3 Nu onderdeel 1 tot vernietiging van de bestreden beschikking leidt en na verwijzing opnieuw zal moeten worden onderzocht of (nog steeds) voldaan is aan de vereisten voor het verlenen van de gevraagde machtiging, behoeven de onderdelen 2 en 3 geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 13 april 2000;

verwijst het geding naar die Rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en J.P. Balkema, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 14 juli 2000.