Home

Hoge Raad, 25-10-2002, AE9260, C01/069HR

Hoge Raad, 25-10-2002, AE9260, C01/069HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 oktober 2002
Datum publicatie
29 oktober 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE9260
Formele relaties
Zaaknummer
C01/069HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

25 oktober 2002

Eerste Kamer

Nr. C01/069HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

EPENHUYSEN CHEMIE N.V., gevestigd te Zwijndrecht,

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. R.A.A. Duk,

t e g e n

[Verweerder], wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. T.H. Tanja-van den Broek.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Epenhuysen - heeft bij exploit van 24 maart 1998 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam en na wijziging en vermeerdering van eis gevorderd bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan Epenhuysen te voldoen primair een bedrag ƒ 1.881.676,--, subsidiair ƒ 1.777.676,--, meer subsidiair ƒ 1.739.676,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 1997 voor zover betrekking hebbende op een bedrag van ƒ 840.838,-- en voor wat betreft het restant van de primaire vordering vanaf 18 mei 1998 en voor wat betreft de restanten van de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen vanaf 24 maart 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.

[Verweerder] heeft de vorderingen bestreden en zijnerzijds in voorwaardelijke reconventie gevorderd bij vonnis het concurrentiebeding geheel althans gedeeltelijk te vernietigen met terugwerkende kracht tot 1 oktober 1995, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Epenhuysen heeft de vordering in voorwaardelijke reconventie bestreden.

De Kantonrechter heeft bij vonnis van 25 mei 1999 in conventie de vorderingen afgewezen en in voorwaardelijke reconventie verstaan dat de vordering thans niet meer aan de orde is.

Tegen dit vonnis heeft Epenhuysen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij vonnis van 26 oktober 2000 heeft de Rechtbank het vonnis waarvan hoger beroep bekrachtigd.

Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft Epenhuysen beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt Epenhuysen in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 25 oktober 2002.