Hoge Raad, 09-12-2003, AL6819, 00494/03
Hoge Raad, 09-12-2003, AL6819, 00494/03
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 december 2003
- Datum publicatie
- 12 december 2003
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2003:AL6819
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AL6819
- Zaaknummer
- 00494/03
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2025] art. 14f
Inhoudsindicatie
Hoge raad vernietigt uitspraak voorzover de proeftijd is verlengd na constatering dat in een samenhangende zaak onherroepelijk de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is gelast.
Uitspraak
9 december 2003
Strafkamer
nr. 00494/03
SCR/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 24 september 2002, nummer 24/000841-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Groningen van 28 september 2001 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1. primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "medeplegen van poging tot afpersing" veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf.
Voorts heeft het Hof de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen en de proeftijd verlengd met één jaar.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Bij de Hoge Raad is aanhangig een strafzaak tegen de verdachte onder nr. 00096/03, in welke zaak het Gerechtshof te Leeuwarden bij arrest van 14 november 2002 onder meer de gehele tenuitvoerlegging van de hiervoor onder 1 bedoelde voorwaardelijk opgelegde straf - opgelegd bij vonnis van de Rechtbank te Groningen van 8 juni 2000 - heeft gelast. De Hoge Raad doet in die zaak uitspraak gelijktijdig met de onderhavige zaak. Bij die uitspraak wordt het cassatieberoep verworpen.
De Hoge Raad ziet in een en ander aanleiding de bestreden uitspraak te vernietigen voorzover daarbij de bij genoemde voorwaardelijke straf vastgestelde proeftijd met één jaar is verlengd.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet als volgt worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend voorzover daarbij de bij vonnis van de Rechtbank te Groningen van 8 juni 2000 vastgestelde proeftijd met één jaar is verlengd;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 9 december 2003.