Home

Hoge Raad, 14-10-2005, AU4421, 41050

Hoge Raad, 14-10-2005, AU4421, 41050

Gegevens

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting.

Uitspraak

Nr. 41.050

14 oktober 2005

RW

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 mei 2004, inzake bij het Hof met nrs. 04/00223, 04/00342 en 04/00343 ingestelde beroepen betreffende na te melden aan X N.V. (thans A B.V.B.A.) te Z (België) opgelegde (navorderings)aanslagen in de vennootschapsbelasting.

1. Navorderingsaanslagen, aanslag, bezwaren en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 20.871.883.

Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 7.681.612.

Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 26.777.544.

Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen en de aanslag bezwaar gemaakt.

Belanghebbende is tegen het niet tijdig nemen door de Inspecteur van beslissingen op de door haar gemaakte bezwaren in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de beroepen gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen en de aanslag vernietigd.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen aangevoerd.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend

Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 40672 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1288, derhalve € 644, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2005.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 414.