Home

Hoge Raad, 02-12-2005, AU7352, 40066

Hoge Raad, 02-12-2005, AU7352, 40066

Inhoudsindicatie

Klacht over schijn van partijdigheid raadsheer.

Uitspraak

Nr. 40.066

2 december 2005

RS

gewezen op het beroep in cassatie van de Stichting Huisvesting Loges te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 25 augustus 2003, nr. 02/01165, betreffende na te melden aanslagen in de onroerendezaakbelastingen.

1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2000 wegens het genot krachtens zakelijk recht en wegens het gebruik van de onroerende zaak a-straat 1 te Z twee op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Dronten opgelegd naar een heffingsgrondslag van € a, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de gemeentesecretaris van de gemeente Dronten zijn gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Belanghebbende, die huisvesting verschaft aan twee bij de Independent Order of Odd Fellows aangesloten loges, klaagt onder meer erover dat de bestreden uitspraak is meegewezen door mr. Nieuwenhuizen, die bestuurslid is van de Vrijmetselaarsloge Anna Paulowna te Q. Die omstandigheid brengt volgens belanghebbende mede dat de betrokken raadsheer indirect partij was in het geding voor het Hof, althans de schijn van partijdigheid tegen zich heeft. Indien de naam van de betrokken raadsheer haar vooraf bekend was geweest, zou zij onmiddellijk een wrakingsverzoek hebben ingediend, aldus belanghebbende.

3.2. Bij de beoordeling van deze klacht moet het volgende vooropgesteld worden.

De omstandigheid dat een wrakingsverzoek is gedaan en afgewezen, staat er niet aan in de weg - ook niet in het licht van artikel 8:18, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht - dat de onpartijdigheid van de tevergeefs gewraakte rechter na aanwending van een rechtsmiddel tegen de einduitspraak, in de eerstvolgende instantie ten toets kan komen in het kader van een klacht over schending van het fundamentele recht op behandeling van de zaak door een onpartijdige rechter (vgl. HR 31 oktober 2000, nr. 00342/00, LJN AA7956, onderdeel 3.3). In het verlengde daarvan staat evenmin de enkele omstandigheid dat geen wrakingsverzoek is gedaan eraan in de weg dat in de eerstvolgende instantie de onpartijdigheid van die rechter ten toets kan komen in het kader van een klacht als hiervoor omschreven.

3.3. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (vgl. HR 16 november 1999, nr. 110.311, LJN ZD1502, NJ 2000, 335).

De enige ter onderbouwing van de klacht aangevoerde omstandigheid, te weten het lidmaatschap van mr. Nieuwenhuizen van het bestuur van de Vrijmetselaarsloge Anna Paulowna te Q, levert op zichzelf niet een zwaarwegende aanwijzing op als hiervoor bedoeld. Van een schending van het eerdergenoemde fundamentele recht is dus geen sprake. De klacht faalt.

3.4. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, C.J.J. van Maanen en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2005.