Home

Hoge Raad, 10-02-2006, AV1372, 39879

Hoge Raad, 10-02-2006, AV1372, 39879

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 februari 2006
Datum publicatie
10 februari 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV1372
Zaaknummer
39879

Inhoudsindicatie

Aftrek van rente als kosten van geldlening i.v.m. onderhoud/verbetering eigen woning.

Uitspraak

Nr. 39.879

10 februari 2006

AZ

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 juni 2003, nr. 02/03401, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 493.475.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en verstaan dat de aanslag dient te worden verminderd conform het standpunt van belanghebbende, hetgeen inhoudt dat het onzuivere inkomen ter zake van de aftrekbare rente in verband met de eigen woning dient te worden verminderd met ƒ 15.448. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van 's Hofs uitspraak naar aanleiding van het middel en ambtshalve

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende heeft rond juni 2000 een hypothecaire geldlening ten bedrage van ƒ 1.250.000 afgesloten. Na aflossing van twee eerder afgesloten geldleningen, na een storting in een effectendepot, na aftrek van diverse kosten en na betaling aan de architect en de aannemer van kosten van voorbereidende werkzaamheden voor de verbouwing (ten bedrage van in totaal ƒ 41.063) resteerde een bedrag van (afgerond) ƒ 489.867. Van dit bedrag is ƒ 450.000 op een termijndeposito gestort en het restant is benut voor de aankoop van effecten, een en ander in afwachting van de (ver)bouwvergunning. In het jaar 2000 hebben, afgezien van de betalingen ten bedrage van (in totaal) ƒ 41.063 aan de architect en de aannemer, geen betalingen ter zake van de verbouwing van de eigen woning plaatsgevonden. Het bedrag van ƒ 489.867 is uiteindelijk in zijn geheel aangewend ter financiering van de verbouwing van de eigen woning, zulks nadat het in deposito gestorte bedrag uit dat deposito (met een looptijd van telkens twee maanden) was vrijgekomen en het aan de aankoop van effecten bestede bedrag door verkoop van die effecten wederom in contanten aan belanghebbende ter beschikking stond.

3.2. Voor het Hof was in geschil of de in 2000 afgesloten hypothecaire geldlening tot het hiervoor vermelde bedrag van ƒ 489.867 kan worden behandeld als een schuld waarvan de rente als aftrekbare kosten als bedoeld in artikel 42a, lid 1, in verbinding met artikel 35, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) kan worden aangemerkt.

3.3. Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Daartegen keert zich het middel.

3.4. Vaststaat dat in het jaar 2000, afgezien van de betalingen ten bedrage van ƒ 41.063 aan de architect en de aannemer in verband met de voorbereiding van de door belanghebbende voorgenomen verbouwing van zijn eigen woning, geen betalingen hebben plaatsgevonden ter zake van de verbouwing van die woning. Zulks brengt mee dat het hiervoor in 3.1 bedoelde gedeelte van ƒ 489.867 van de geldlening in het jaar 2000 in ieder geval (nog) niet kan worden behandeld als een schuld waarvan de rente in aanmerking kan worden genomen als kosten van de eigen woning. Het middel slaagt derhalve.

3.5. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor onderzoek naar de gevolgen voor het onderhavige geval van de goedkeuring in punt 4.1 van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 25 oktober 2005, nr. CPP2005/2073M, V-N 2005/52-10. In dit besluit keurt de Staatssecretaris goed dat onder omstandigheden volledige rente-aftrek wordt verleend over de periode van de eerste zes maanden na het afsluiten van de lening.

4. Proceskosten en de kosten van de bezwaarschriftprocedure

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en voor de kosten van de bezwaarschriftprocedure een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2006.