Home

Hoge Raad, 06-10-2006, AY9493, 41037

Hoge Raad, 06-10-2006, AY9493, 41037

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 oktober 2006
Datum publicatie
6 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY9493
Formele relaties
Zaaknummer
41037

Inhoudsindicatie

Bemiddelende uitspraak? Motiveringsgebrek.

Uitspraak

Nr. 41.037

6 oktober 2006

Za

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom te Bergen op Zoom tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 februari 2004, nr. 01/00306, betreffende na te melden ten aanzien van Stichting X te Z (hierna: belanghebbende) genomen beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op ƒ 21.803.000.

Na door belanghebbende tegen de beschikking gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom (hierna: de heffingsambtenaar) bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op ƒ 20.504.000.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de waarde nader vastgesteld op ƒ 17.390.000. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het Hof heeft overwogen dat het - gelezen de stukken van partijen, gehoord partijen ter zitting, en in aanmerking genomen de wijze waarop zij de juistheid van elkaars standpunten hebben bestreden - niet de overtuiging heeft gekregen dat het taxatierapport van de ene partij een betere benadering vormt van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak dan die van de andere partij.

3.2. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat het 'derhalve' de waarde vaststelt op het gemiddelde van de door partijen voorgestane bedragen, afgerond € 17.390.000.

3.3. Dat oordeel wordt in cassatie terecht bestreden. Indien het gebruik van het woord 'derhalve' is gebaseerd op de opvatting dat in een geval als onder 3.1 bedoeld, de waarde moet worden gesteld op het gemiddelde van de door partijen voorgestane bedragen, berust het op een onjuiste rechtsopvatting. In een zodanig geval moet de rechter zelf - desgeraden na inwinning van een deskundigenbericht - komen tot een vaststelling van de waarde, welke niet noodzakelijkerwijs hoeft uit te komen op het gemiddelde. Indien het oordeel niet gebaseerd is op die onjuiste rechtsopvatting, ontbreekt elke motivering voor de door het Hof vastgestelde waarde. 's Hofs uitspraak is mitsdien niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een nieuwe behandeling van de zaak in volle omvang. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, C.J.J. van Maanen en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2006.