Home

Hoge Raad, 03-04-2009, BH9209, 43303

Hoge Raad, 03-04-2009, BH9209, 43303

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 april 2009
Datum publicatie
3 april 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH9209
Formele relaties
Zaaknummer
43303

Inhoudsindicatie

Douane. Indelingszaak. Verlichtingstoestellen of glaswerk?

Uitspraak

nr. 43.303

3 april 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 april 2006, nr. 02/6545 DK, betreffende na te melden aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten.

1. Het geding in feitelijke instantie

Belanghebbende is bij één aanslagbiljet van 18 april 2001 uitgenodigd tot betaling van bedragen aan douanerechten. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij uitspraak de bedragen van sommige uitnodigingen tot betaling verminderd en andere uitnodigingen tot betaling gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de bedragen van de uitnodigingen tot betaling zoals die na bezwaar zijn vastgesteld verder verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Minister van Financiën heeft het incidentele beroep beantwoord.

Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

3. Uitgangspunten in cassatie

3.1. Belanghebbende heeft in 1998 diverse aangiften voor het vrije verkeer gedaan van goederen van oorsprong uit China dan wel India. Het Hof heeft de goederen in onderdeel 2.8 van zijn uitspraak - op basis van vijf ter zitting getoonde monsters - als volgt omschreven:

"- Een onderzetter van kleurloos, doorzichtig glas met drie pootjes van glas, van ongeveer 1 cm hoog, met een vierkante opening met een diameter van ongeveer 7,5 cm, en een opstaande rand van ongeveer 2 mm hoog. Op de onderzetter kan een kaars worden geplaatst.

Dit artikel is geïdentificeerd met een plakkertje met streepjescode en de aanduiding: "ONDERZETTER (...) LAN-5061 ... INNER 48/OUTER 72".

- Een onderzetter van kleurloos, doorzichtig glas, voorzien van luchtbelletjes, met drie pootjes van glas, van ongeveer 1 cm hoog, met een ronde opening met een diameter van ongeveer 8 cm, en een opstaande rand van ongeveer 2 mm hoog. Op de onderzetter kan een kaars worden geplaatst.

Dit artikel is geïdentificeerd met een plakkertje met streepjescode en de aanduiding: "ONDERZETTER (...) LAN-5023 ... INNER 48/OUTER 48".

- Een onderzetter van kleurloos, doorzichtig glas van ongeveer 1 cm hoog, met een ronde opening met een diameter van ongeveer 16 cm, en een opstaande rand van ongeveer 1 cm hoog. Op de onderzetter kan een kaars worden geplaatst.

Dit artikel is geïdentificeerd met een plakkertje met streepjescode en de aanduiding: "INNER 24/OUTER 24".

- Een onderzetter van gematteerd glas van ongeveer 1,8 cm hoog, met een ronde opening met een diameter van ongeveer 13 cm, en een opstaande rand van ongeveer 1 cm hoog. Op de onderzetter kan een kaars worden geplaatst.

- Een houder van kleurloos, doorzichtig glas van ongeveer 6 cm hoog, met een ronde opening met een diameter van ongeveer 4,5 cm; de bodem heeft een (inwendige) diameter van ongeveer 3,5 cm. In de houder kan een kaars worden geplaatst.

Dit artikel is geïdentificeerd met een plakkertje met streepjescode en de aanduiding: "houder (...) Glas - 4085H"."

Bij de aangiften werd telkens postonderverdeling 9405 50 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) vermeld. Na aanvaarding van de aangiften zijn ter zake van de goederen douanerechten geheven en zijn de goederen door de douane vrijgegeven.

In 2001 heeft de douane de tariefindeling van de goederen opnieuw onderzocht. Naar aanleiding van deze controle heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de goederen dienen te worden ingedeeld in postonderverdeling 7013 99 00 van de GN, en van belanghebbende de dientengevolge meer verschuldigde douanerechten geheven.

3.2. Voor het Hof was in geschil in welke post van de GN de goederen dienen te worden ingedeeld. Het Hof heeft geoordeeld dat de verlichtingstoestellen bedoeld in post 9405 van de GN alle gemeen hebben dat de aanwezigheid van een lichtbron van wezenlijk belang is, dat een dergelijk toestel derhalve dient te zijn ontworpen om een lichtbron op een vaste plaats te houden, dat voor de niet-elektrische verlichtingstoestellen van deze post, zoals kandelabers, kandelaars, kaarshouders en dergelijke, zo'n vaste plaats kan bestaan uit een uitsparing waarin een kaars kan worden geplaatst, of een stalen pin waarop een kaars kan worden gestoken, en dat de door belanghebbende aangegeven goederen niet over een dergelijke voorziening beschikken, zodat zij niet onder post 9405 van de GN kunnen worden ingedeeld.

3.3. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de goederen niet voor indeling in de door de Inspecteur voorgestane postonderverdelingen 7013 99 00 respectievelijk 7013 39 99 van de GN in aanmerking komen, nu de goederen niet zijn bestemd om als versiering te dienen, en zij voorts niet zijn aan te merken als artikelen voor tafel-, keuken-, of kantoorgebruik. Volgens het Hof moeten de onderhavige goederen worden ingedeeld in postonderverdeling 7020 00 80 van de GN.

4. Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

Het middel richt zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het Hof dat de onderhavige goederen niet onder post 9405 van de GN kunnen worden ingedeeld vanwege het ontbreken van een uitsparing of dergelijke voorziening die is bedoeld om een kaars op een vaste plaats te houden. Het middel faalt. 's Hofs oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.

5. Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

5.1. Het middel richt zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het Hof dat de goederen niet kunnen worden ingedeeld onder post 7013 van de GN.

5.2. Het middel slaagt. De bewoordingen van post 7013 van de GN, te weten "glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik", en met name het laatste zinsdeel hiervan, kunnen niet anders worden opgevat dan dat de onderwerpelijke post ziet op glaswerk dat wordt gebruikt als gebruiks- of siervoorwerp in ruime zin, waaronder in elk geval is te begrijpen huishoudelijk gebruik. Nu het Hof bij zijn oordeel niet is uitgegaan van voormelde uitlegging van de post, berust dat oordeel op een onjuiste rechtsopvatting.

5.3. Gelet op het hiervoor onder 5.2 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De uitspraak en de stukken van het geding alsmede de door belanghebbende overgelegde monsters laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat het gaat om goederen voor huishoudelijk gebruik. De goederen vallen niet binnen de omschrijving van de posten 7010 en 7018 van de GN. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de goederen vallen binnen de omschrijving van post 7013 van de GN, zodat zij onder die post moeten worden ingedeeld. Mitsdien zijn de uitnodigingen tot betaling terecht vastgesteld. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.

6. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het principale beroep in cassatie van de Staatsecretaris gegrond,

verklaart het incidentele beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, en

verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2009.