Home

Hoge Raad, 15-05-2009, BI3758, 08/01277

Hoge Raad, 15-05-2009, BI3758, 08/01277

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 mei 2009
Datum publicatie
15 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI3758
Zaaknummer
08/01277

Inhoudsindicatie

Art. 67f AWR. Fout bij afdrachtvermindering lage lonen. Grove schuld belastingplichtige zelf?

Uitspraak

Nr. 08/01277

15 mei 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 14 februari 2008, nr. 07/00246, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende zijn over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en boetes opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar, zijn bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur de naheffingsaanslag en de vergrijpboete gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot nihil.

Tegen de uitspraken waarbij de naheffingsaanslag en de vergrijpboete zijn gehandhaafd, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te Arnhem.

De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de vergrijpboete verminderd.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

De uitspraken van de Rechtbank en het Hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Middel III komt op tegen 's Hofs oordeel dat belanghebbende grove schuld treft ter zake van de onjuiste toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: de WVA). Aan dat oordeel heeft het Hof in onderdeel 4.6 van zijn uitspraak onder meer ten grondslag gelegd dat het de taak van belanghebbende, in de persoon van haar directie, is om zo goed als mogelijk op de juiste uitvoering van een regeling als de WVA toe te zien. Dit geldt temeer nu belanghebbende een tamelijk omvangrijk gebruik maakte van de WVA, aldus het Hof.

3.2. Indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden, is er geen aanleiding tot het stellen van de algemene eis dat de belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept. Dit wordt niet anders door het enkele feit dat hij - al dan niet op grote schaal - gebruik maakt van de desbetreffende regeling, ook niet als het een regeling als de WVA betreft (HR 13 februari 2009, nr. 07/12891, V-N 2009/9.7).

Het Hof heeft dit miskend. In zoverre slaagt het middel.

3.3. De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.4. Gelet op het hiervoor onder 3.2 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwde beoordeling van de vraag of het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen is afgedragen.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 08/01401 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 433, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1288, derhalve € 644, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen, C. Schaap, J.W.M. Tijnagel en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.