Home

Hoge Raad, 15-01-2010, BK9197, 08/01868

Hoge Raad, 15-01-2010, BK9197, 08/01868

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 januari 2010
Datum publicatie
15 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BK9197
Formele relaties
Zaaknummer
08/01868

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Artikel 8 Wet op de omzetbelasting. Geldbedragen uitgekeerd door bouwer van woningen en appartementen aan de afnemer wegens te late oplevering; rechtstreeks verband met prestatie?

Uitspraak

Nr. 08/01868

15 januari 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 maart 2008, nr. BK-08/00079, betreffende een door X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Belanghebbende heeft over het tijdvak april 2004 op aangifte een bedrag aan omzetbelasting voldaan. Belanghebbende heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.

De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 05/2442 OB G) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en teruggaaf verleend. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 29 april 2009 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende houdt zich bezig met het bouwen en opleveren van woningen en appartementen.

Op grond van met opdrachtgevers gesloten koop-/aannemingsovereenkomsten is belanghebbende gehouden de woningen en appartementen binnen driehonderd werkbare dagen na het gereedkomen van de ruwe beganegrondvloer op te leveren. Krachtens deze overeenkomsten is belanghebbende aan opdrachtgevers een naar rato van de koop-/aanneemsom te bepalen bedrag ("schadevergoeding") verschuldigd bij te late oplevering van een woning of appartement.

Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak wegens te late oplevering geldbedragen aan haar opdrachtgevers uitgekeerd.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat een rechtstreeks verband bestaat tussen de betaling van de wegens te late oplevering uitgekeerde bedragen en de prestaties die belanghebbende op grond van de koop-/aannemingsovereenkomsten jegens de desbetreffende opdrachtgevers heeft verricht. Uit dien hoofde, zo heeft het Hof geoordeeld, bedraagt in het onderhavige tijdvak de verschuldigde omzetbelasting minder dan het op aangifte voldane bedrag.

3.3. Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het middel faalt derhalve.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met nummers 08/01933 en 08/01934 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een derde van € 1207,50, derhalve € 402,50, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president

D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren

C.B. Bavinck, A.R. Leemreis, E.N. Punt en

J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2010.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 447.