Hoge Raad, 19-04-2011, BP6460, 09/03115
Hoge Raad, 19-04-2011, BP6460, 09/03115
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 april 2011
- Datum publicatie
- 19 april 2011
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2011:BP6460
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP6460
- Zaaknummer
- 09/03115
Inhoudsindicatie
Verwijzing door HR na herziening. Omvang. Uitleg art. 476.2 Sv. Casus: HR verklaart herziening gegrond t.a.v. 2 van de 4 bewezenverklaarde feiten. Hof spreekt vrij en bepaalt de straf voor de andere feiten. Redelijke wetsuitleg brengt met zich dat art. 476.2 Sv ook van toepassing is indien herziening wordt gevraagd van een einduitspraak houdende een veroordeling t.z.v. meerdere feiten en de aanvrage slechts t.a.v. een of meer van die feiten gegrond wordt verklaard. Het Hof dient dan slechts die feiten te behandelen en af te doen, en voor het andere feit of de overige feiten ex art. 476.2 Sv de straf te bepalen.
Uitspraak
19 april 2011
Strafkamer
nr. 09/03115
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 augustus 2009, nummer 20/004971-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Bredius, advocaat te Zeist, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft beslist dat de feiten 3 en 4 niet aan zijn oordeel waren onderworpen.
2.2. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 12 augustus 2003 is de verdachte wegens 1., 2. en 4. telkens "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 3. "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden;
(ii) een aanvrage tot herziening van het onder (i) genoemde vonnis is door de Hoge Raad bij arrest van 2 december 2008, LJN BF5049, deels gegrond verklaard. Het dictum van zijn arrest luidt als volgt:
"De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond, doch uitsluitend voor zover zij betrekking heeft op de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten;
(...)
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv in zoverre opnieuw zal worden behandeld en afgedaan teneinde hetzij het gewijsde te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan recht te doen en daarbij mede voor het overige feit of de overige feiten op de voet van art. 476, tweede lid, Sv de straf te bepalen;
wijst de aanvrage tot herziening voor het overige af."
(iii) het Hof heeft de verdachte na verwijzing van de zaak vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en de straf ten aanzien van de feiten 3 en 4 bepaald op een gevangenisstraf van twee maanden.
2.3. Het Hof heeft in het bestreden arrest onder meer het volgende overwogen:
"Omvang van de zaak
De raadsman heeft betoogd dat thans alle op de inleidende dagvaarding ten laste gelegde feiten opnieuw ter beoordeling aan het hof voorliggen, omdat de Hoge Raad in zijn beslissing 'de zaak' naar het hof heeft verwezen. Aansluitend bij jurisprudentie hieromtrent in strafrechtelijke schadevergoedingsprocedures - waarbij de raadsman kennelijk doelt op HR 8 mei 2001, LJN AB1502 - moet volgens de raadsman onder de term 'zaak' worden begrepen al datgene waarop het rechtsgeding betrekking heeft, derhalve in de onderhavige zaak ook op de feiten 3 en 4 op de inleidende dagvaarding.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
De herzieningsaanvraag is gegrond verklaard, uitsluitend voor zover zij betrekking heeft op de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Daarbij is de zaak verwezen naar het hof opdat de zaak in zoverre opnieuw zal worden behandeld en afgedaan. Voor de overige feiten ter zake waarvan de veroordeelde is veroordeeld bij het bovengenoemde vonnis van de politierechter dient het hof een straf te bepalen en niet meer dan dat. De Hoge Raad heeft dus weliswaar conform het bepaalde in artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering 'de zaak' verwezen, maar met een opdracht aan het hof in herziening die met zich brengt dat de bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 niet meer aan een beoordeling van het hof is onderworpen.
Voorts heeft de Hoge Raad - overeenkomstig de strekking van artikel 476, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering - het hof in herziening opdracht gegeven voor de laatstbedoelde feiten wel een straf te bepalen.
Naar het oordeel van het hof getuigt de uitleg die de raadsman geeft aan de opdracht van de Hoge Raad van een onjuiste rechtsopvatting. Derhalve wordt het verweer verworpen."
2.4. Art. 476, tweede lid, Sv luidt:
"Indien bij samenloop van meerdere feiten ééne hoofdstraf is uitgesproken en de herziening slechts gevraagd is ten aanzien van een of meer dier feiten, wordt, in geval van vernietiging, bij de uitspraak in herziening de straf voor het andere feit of de andere feiten bepaald."
2.5. Redelijke wetsuitleg brengt mee dat dit voorschrift ook van toepassing is indien herziening wordt gevraagd van een einduitspraak houdende een veroordeling ter zake van meerdere feiten en de aanvrage slechts ten aanzien van een of meer van die feiten gegrond is verklaard. In een zodanig geval dient het Hof na die partiële gegrondverklaring van de aanvrage en verwijzing van de zaak slechts die feiten op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw te behandelen en af te doen ten aanzien waarvan de aanvrage gegrond was verklaard, en voor het andere feit of de overige feiten op de voet van art. 476, tweede lid, Sv de straf te bepalen.
2.6. De door het middel aangevochten beslissing van het Hof is dus juist, zodat het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 april 2011.