Hoge Raad, 22-05-2012, BW6184, 11/02623
Hoge Raad, 22-05-2012, BW6184, 11/02623
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 mei 2012
- Datum publicatie
- 22 mei 2012
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2012:BW6184
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW6184
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2010:BN5769, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4981, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 11/02623
Inhoudsindicatie
Vervolg op HR LJN BI2315. HR: art. 81 RO, voorts: geen overschrijding redelijke termijn in de appelfase (na verwijzing), wel in de eerste cassatiefase. De HR doet om doelmatigheidsredenen de zaak zelf af en vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Uitspraak
22 mei 2012
Strafkamer
nr. S 11/02623
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 mei 2011, nummer 21/004515-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in Penitentiair Complex te Scheveningen.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. T. de Bont, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in de eerste cassatiefase in de mate die de hoge Raad passend acht, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De raadslieden hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat in de onderhavige zaak geen sprake is van enige overschrijding van de redelijke termijn in de eerste cassatieprocedure en, na verwijzing, bij de behandeling van de zaak in hoger beroep.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2011 hebben de raadslieden aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"Tot slot dient geconstateerd te worden dat in de onderhavige (hoger beroep-) procedure de redelijke termijn is overschreden, nadat dat eerder in cassatie was gebeurd. Ook deze nieuwe overschrijding dient bij een eventuele strafoplegging te leiden tot (extra) strafvermindering."
3.3. Het bestreden arrest houdt - voor zover hier van belang - in:
"Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is er naar het oordeel van het hof geen sprake van schending van de redelijke termijn in enige fase van de vervolging. Ook de totale periode van vervolging is niet onredelijk lang geweest."
3.4. Voor zover het middel klaagt over het oordeel van het Hof ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn in de onderhavige appelfase, faalt het. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd, mede in aanmerking genomen dat de verdediging niets heeft aangevoerd op grond waarvan het Hof tot nadere motivering gehouden was.
3.5. Voor zover het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de eerste cassatiefase, is het terecht voorgesteld. Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen dat in deze zaak, waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, tussen het instellen van cassatie op 22 februari 2008 en 17 november 2009, zijnde de datum waarop de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, meer dan zestien maanden zijn verstreken.
3.6. Het middel is derhalve terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen zelf de zaak afdoen en de straf verminderen als hieronder vermeld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf jaren en zeven maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 22 mei 2012.