Hoge Raad, 17-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:68, 13/01852
Hoge Raad, 17-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:68, 13/01852
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 januari 2014
- Datum publicatie
- 17 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:68
- Zaaknummer
- 13/01852
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
17 januari 2014
Nr. 13/01852
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 maart 2013, nr. 12/00256, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/4282) betreffende de aan belanghebbende over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.