Hoge Raad, 30-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1755, 13/05602
Hoge Raad, 30-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1755, 13/05602
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30 juni 2015
- Datum publicatie
- 1 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:1755
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:963
- Zaaknummer
- 13/05602
Inhoudsindicatie
Proeftijd. Art. 14b (oud) jo 14c (oud) Sr. Het Hof heeft ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de algemene en bijzondere voorwaarden nu deze t.a.v. van zowel de algemene voorwaarden als de bijzondere voorwaarden - gelet op het in deze zaak nog geldende art. 14b.2 (oud), in verbinding met art. 14c.1 (oud), respectievelijk art. 14c.2 onder 5° (oud), Sr - ten hoogste twee jaren kon bedragen.
Uitspraak
30 juni 2015
Strafkamer
nr. 13/05602
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 november 2013, nummer 20/000104-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de proeftijd van drie jaren en de strafmaat, tot bepaling van die proeftijd op twee jaren en vermindering van de straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste middel
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren heeft vastgesteld.
Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:
"Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat:
- de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen
- dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst te Maastricht of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit binnen de grenzen van de proeftijd noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak bij de Reclassering Nederland meldt op het adres Heerderweg 25 te Maastricht en zich vervolgens gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen dagen en tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang de reclassering dit binnen de grenzen van de proeftijd noodzakelijk acht.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden."
Blijkens hetgeen hiervoor onder 2.2 is weergegeven heeft het Hof een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de algemene en bijzondere voorwaarden. Het Hof heeft deze proeftijd ten onrechte aldus vastgesteld nu deze ten aanzien van zowel de algemene voorwaarden als de bijzondere voorwaarden - gelet op het in deze zaak nog geldende art. 14b, tweede lid (oud), in verbinding met art. 14c, eerste lid (oud), respectievelijk art. 14c, tweede lid onder 5º (oud), Sr - ten hoogste twee jaren kon bedragen.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.
3 Beoordeling van het vijfde middel
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.