Home

Hoge Raad, 06-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:223, 14/01495

Hoge Raad, 06-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:223, 14/01495

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 februari 2015
Datum publicatie
6 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:223
Formele relaties
Zaaknummer
14/01495

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting. Eigen gebruik o.g.v. verhuurbemiddelingsovereenkomst gemaximeerd tot 90 dagen: geen heffing van forensenbelasting.

Uitspraak

6 februari 2015

nr. 14/01495

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland (hierna: het College) tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2014, nr. 13/00236, betreffende het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Ameland tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. AWB 12/696), betreffende de aan [X2] te [Z] (hierna: belanghebbende) opgelegde voorlopige aanslag in de forensenbelasting van de gemeente Ameland voor het jaar 2011. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 22 december 2014 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

2 Beoordeling van het middel

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Belanghebbende is eigenaar van een recreatiewoning gelegen op [a-straat 1] te [Q]. De woning is gelegen op het recreatiecomplex [A]. Belanghebbende had in het onderhavige jaar niet zijn hoofdverblijf in de gemeente Ameland.

2.1.2.

Belanghebbende verhuurt de woning voor korte periodes. Hij heeft daartoe op 21 juni 2005 een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met de besloten vennootschap [B] B.V. (hierna: [B]). Op 15 oktober 2010 zijn belanghebbende en [B] een aanvulling op de verhuurbemiddelingsovereenkomst overeengekomen (hierna: de aanvulling verhuurbemiddelingsovereenkomst). Belanghebbende maakt zelf ook gebruik van de woning.

2.1.3.

De verhuurbemiddelingsovereenkomst houdt in, voor zover hier van belang:

"1.8 Eigenaar verleent aan [B], die verklaart te aanvaarden, het exclusieve recht om op naam van [B] en voor rekening en risico van de eigenaar de recreatiewoning te verhuren aan derden.

1.9

Ieder gebruik van de recreatiewoning, zowel door de eigenaar als door anderen, dient tijdig aan [B] te worden opgegeven, hetzij schriftelijk, hetzij telefonisch en schriftelijk bevestigd, onder vermelding van de naam en adres van de betrokkene(n) en de verblijfsduur. Daarbij zal de door [B] gehanteerde reserveringsprocedure, aan eigenaar bekend, worden gevolgd. (…)

1.10.

De eigenaar heeft het recht de recreatiewoning per kalenderjaar voor een periode van maximaal 90 dagen voor eigen gebruik (waaronder ook begrepen het gebruik van de in lid 1.2. bedoelde personen) terug te huren. Bij terug-huur voor een periode in enig kalenderjaar dient het verzoek daartoe uiterlijk de eerste oktober van het voorafgaande kalenderjaar door [B] te zijn ontvangen, onverminderd de mogelijkheid daarenboven een zogenaamde last-minute boeking vast te leggen, dat wil zeggen een boeking voor een week, midweek of weekend vast te leggen drie dagen daaraan voorafgaande en indien beschikbaar. Elk vorenbedoeld gebruik van de recreatiewoning dient te worden gemeld bij [B]. Aan dit gebruik is geen vergoeding terzake de recreatiewoning verbonden, behoudens schoonmaakkosten en overige door de eigenaar/gebruikers gemaakte kosten (…)."

2.1.4.

De aanvulling verhuurbemiddelingsovereenkomst houdt in:

"In aanmerking nemend:

-dat de eigenaar met [B] een verhuurbemiddelingsovereenkomst is aangegaan;

-dat [B] en de eigenaar deze overeenkomst wensen aan te passen;

verklaren, in aanvulling op artikel 1.10 van vorenbedoelde verhuurbemiddelingsovereenkomst, aanvullend te zijn overeengekomen dat het eigen gebruik is gemaximeerd tot 90 dagen per kalenderjaar."

2.1.5.

Artikel 2, lid 1, van de Verordening Forensenbelasting in de gemeente Ameland 2011 (hierna: de Verordening) luidt:

"Onder de naam "forensenbelasting" wordt een directe belasting geheven van natuurlijke personen, die zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een woning beschikbaar houden."

2.1.6.

Op 31 maart 2011 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende op grond van de Verordening een voorlopige aanslag in de forensenbelasting opgelegd. De heffingsambtenaar heeft het daartegen gerichte bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

2.2.

Het Hof heeft de onder 2.1.4 weergegeven bepaling uit de aanvulling verhuurbemiddelingsovereenkomst aldus uitgelegd dat belanghebbende de woning in 2011 gedurende niet meer dan 90 dagen beschikbaar kon houden voor gebruik door hemzelf of zijn gezin. Voorts heeft het Hof overwogen dat belanghebbende of zijn gezin de woning in 2011 ook daadwerkelijk niet meer dan 90 dagen heeft gebruikt. Dit een en ander heeft het Hof tot het oordeel gebracht dat sprake is van aan een derde ([B]) toegekende rechten van verhuur als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995, nr. 30470, ECLI:NL:HR:1995:AA1657, BNB 1995/272. Aan dit alles heeft het Hof de gevolgtrekking verbonden dat de woning in 2011 niet voor meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking stond in de zin van artikel 2, lid 1, van de Verordening. De omstandigheid dat de woning, in delen van het jaar waarin belanghebbende haar niet zelf heeft gebruikt noch voor eigen gebruik heeft gereserveerd, niet steeds is verhuurd, maakt dit volgens het Hof niet anders evenmin als de omstandigheid dat belanghebbende bij het reserveren voor eigen gebruik van de woning in de loop van het jaar kon kiezen uit alle dagen waarop de woning nog niet was verhuurd.

2.3.

Het middel komt op het hiervoor onder 2.2 weergegeven oordeel van het Hof. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 24 juli 1995, nr. 30470, ECLI:NL:HR:1995:AA1657, BNB 1995/272) en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het middel faalt derhalve.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing