Hoge Raad, 24-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:712, 14/02596
Hoge Raad, 24-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:712, 14/02596
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 maart 2015
- Datum publicatie
- 24 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:712
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:224, Gevolgd
- Zaaknummer
- 14/02596
Inhoudsindicatie
Herziening i.v.m. gewijzigd deskundigenoordeel. Gegrond.
Uitspraak
24 maart 2015
Strafkamer
nr. S 14/02596 H
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 4 november 2011, nummer 21/003387-11, ingediend door mr. W.F. Roelink, advocaat te Hoofddorp, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1 De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam van 22 november 2010 - de aanvrager ter zake van "handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" schuldig verklaard, doch bepaald dat geen straf zal worden opgelegd, met onttrekking aan het verkeer van het in de bewezenverklaring omschreven voorwerp.
2 De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft voorts kennisgenomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat sprake is van een gewijzigd deskundigenoordeel betreffende de vraag in welke categorie van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) het in de bewezenverklaring omschreven voorwerp valt.
3 De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar een Gerechtshof opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid aanhef en onder b, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.