Home

Hoge Raad, 16-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2084, 15/04476

Hoge Raad, 16-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2084, 15/04476

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 september 2016
Datum publicatie
16 september 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2084
Formele relaties
Zaaknummer
15/04476
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024], Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Artikel 220a en 220f Gemeentewet. Recreatiewoningen in bungalowpark dienen tot woning

Uitspraak

16 september 2016

nr. 15/04476

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X1] B.V. en [X2] Holding B.V. te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 20 augustus 2015, nr. AWB 14/5362; nr. AWB 14/5367, betreffende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Ermelo voor het jaar 2014 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 juli 2016 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Het College heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van de middelen

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

[X2] Holding B.V. is eigenaar en [X1] B.V. is gebruiker van de onroerende zaak, een bungalowpark bestaande uit 52 recreatiewoningen van verschillende typen. De grond onder het bungalowpark en negen daarop gelegen recreatiewoningen zijn eigendom van [X2] Holding B.V. Het bungalowpark wordt geëxploiteerd door [X1] B.V.

2.1.2.

Van de 52 recreatiewoningen worden er negen verhuurd door [X1] B.V. De overige recreatiewoningen zijn door particulieren gebouwd op door [X1] B.V. aan hen verhuurde kavels grond. Ten behoeve van de gebruikers van de op deze kavels gebouwde recreatiewoningen zijn geen zakelijke rechten gevestigd.

2.1.3.

De recreatiewoningen beschikken over een woonkamer, haard, terras, slaapkamers, douche en toilet. De recreatiewoningen zijn bestemd voor recreatief gebruik; permanente bewoning is niet toegestaan.

2.1.4.

Het bungalowpark is ingevolge artikel 16, letter e, van de Wet WOZ als één onroerende zaak aangemerkt. De vastgestelde WOZ-waarde van € 397.000 is niet in geschil. Evenmin is in geschil dat meer dan 70 percent van de waarde is toe te rekenen aan de recreatiewoningen.

2.2.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat een onroerende zaak zowel voor de gebruikersheffing als voor de eigenarenheffing slechts (in hoofdzaak) tot woning dient als deze bestemd is voor permanente bewoning door de feitelijke gebruiker. Permanente bewoning van de recreatiewoningen is op grond van de gemeentelijke voorschriften niet toegestaan. De recreatiewoningen zijn daarom niet bestemd voor permanente bewoning, zodat deze niet als woning in voormelde zin kunnen worden aangemerkt, aldus de Rechtbank. Tegen dit oordeel richt zich het primaire middel.

2.3.1.

Recreatiewoningen als de onderhavige zijn blijkens de in onderdeel 2.1.2 vermelde faciliteiten en voorzieningen bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken. De recreatiewoningen zijn aldus op zichzelf beschouwd naar aard en inrichting zowel bestemd als geschikt om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen. Zij zijn daarom aan te merken als woning. De omstandigheid dat permanente bewoning ingevolge gemeentelijke voorschriften niet is toegestaan, brengt geen wijziging in de aard en de inrichting, en daarmee de bestemming van de woning (vgl. HR 2 maart 1994, nr. 29642, ECLI:NL:HR:1994:ZC5609, BNB 1994/115).

2.3.2.

Het vorenstaande vindt ook bevestiging in de parlementaire toelichting bij de invoering van tariefdifferentiatie in artikel 220f van de Gemeentewet. Daarin is vermeld dat recreatiewoningen vallen onder het begrip woning in die bepaling (Kamerstukken II 1996/97, 25037, nr. 3, blz. 20, aangehaald in onderdeel 4.7 van de conclusie van de Advocaat-Generaal). De mogelijkheid van permanente bewoning is daarbij niet als eis gesteld.

2.3.3.

Voor zover de Rechtbank haar oordeel mede heeft doen steunen op het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2013, nr. 11/05565, ECLI:NL:HR:2013:1125, BNB 2014/52, verliest zij daarbij uit het oog dat het in dat geval ging om een verpleeghuis, waarbij - als geheel beschouwd - de functie van verzorging en verpleging vooropstaat. Niettemin kunnen gedeelten van een dergelijk verpleeghuis voor mensen die daarin duurzaam verblijven in hoofdzaak dezelfde functie hebben als de vergelijkbare gedeelten van een woning, zo is in voormeld arrest overwogen. Dat brengt echter niet mee dat opstallen als de onderhavige recreatiewoningen, die als geheel naar aard en inrichting bestemd en geschikt zijn om te worden gebruikt als woning, die hoedanigheid verliezen als zij niet voor permanente bewoning worden gebruikt.

2.4.1.

Gelet op hetgeen onder 2.3 is overwogen slaagt het primaire middel. Het subsidiaire middel behoeft derhalve geen behandeling. De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

2.4.2.

Omdat buiten geschil is dat meer dan 70 percent van de waarde van het bungalowpark is toe te rekenen aan de recreatiewoningen, dient het bungalowpark ingevolge artikel 220a, lid 2, van de Wet WOZ in hoofdzaak tot woning. Derhalve dient de aan [X1] B.V. opgelegde aanslag in de gebruikersbelasting te vervallen en moet de aan [X2] Holding B.V. opgelegde aanslag in de eigenarenbelasting worden verminderd naar het woningentarief in plaats van het niet-woningentarief. Die aanslag moet daarom worden vastgesteld op 0,1041 percent van € 397.000 = € 559.

3 Proceskosten

Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar in de kosten van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar.

4 Beslissing