Home

Hoge Raad, 22-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2658, 15/01998

Hoge Raad, 22-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2658, 15/01998

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 november 2016
Datum publicatie
22 november 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2658
Formele relaties
Zaaknummer
15/01998

Inhoudsindicatie

Proeftijd. Art. 14b (oud) en 14c (oud) Sr. Het Hof heeft ten onrechte een proeftijd van drie jaren vastgesteld v.w.b. de naleving van de algemene voorwaarde nu deze gelet op het in deze zaak nog geldende art. 14b.2 (oud) Sr jo. 14c.1 (oud) Sr ten hoogste twee jaren kon bedragen. HR herstelt deze misslag en bepaalt de proeftijd op twee jaren.

Uitspraak

22 november 2016

Strafkamer

nr. S 15/01998

CeH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 maart 2015, nummer 20/002747-12, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2 Beoordeling van het vierde middel

2.1.

Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren heeft vastgesteld.

2.2.

Het Hof heeft de verdachte veroordeeld ter zake van belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en eenvoudige belediging, begaan in de periode van 19 januari 2011 tot en met 18 augustus 2011. Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:

"Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 376 (driehonderdzesenzeventig) dagen.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt."

2.3.

Blijkens hetgeen hiervoor is weergegeven heeft het Hof een proeftijd van drie jaren vastgesteld wat betreft de naleving van de algemene voorwaarde. Het Hof heeft deze proeftijd ten onrechte aldus vastgesteld nu deze - gelet op het in deze zaak nog geldende art. 14b, tweede lid (oud), in verbinding met art. 14c, eerste lid (oud), Sr - ten hoogste twee jaren kon bedragen.

2.4.

Het middel is gegrond. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.

3 Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5 Beslissing