Home

Hoge Raad, 04-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:364, 15/00518

Hoge Raad, 04-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:364, 15/00518

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 maart 2016
Datum publicatie
4 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:364
Formele relaties
Zaaknummer
15/00518

Inhoudsindicatie

Artikel 2, lid 1, aanhef en letter f, Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken. Waarde gedeelte waterverdedigingswerk dat niet tot woning dient blijft buiten aanmerking bij waardering onroerende zaak.

Uitspraak

4 maart 2016

Nr. 15/00518

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 januari 2015, nr. BK‑14/00449, op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 13/5610) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Nieuwkoop voor het jaar 2012 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Het College heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. Het College heeft tevens schriftelijk haar zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak bestaat uit een grondoppervlak en een wateroppervlak dat deel uitmaakt van een doorgaand water, de [g-sloot]. Op het grondoppervlak is een vrijstaande woning met inpandige garage gelegen. Een gedeelte van het grondoppervlak is onderdeel van een waterverdedigingswerk, een dijk.

2.1.2.

Het waterverdedigingswerk wordt beheerd door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (hierna: het hoogheemraadschap). Op het waterverdedigingswerk is de Keur van het hoogheemraadschap 2009 (hierna: de Keur) van toepassing. De Keur bevat geboden en verboden die onder meer betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater.

2.1.3.

De heffingsambtenaar heeft de vastgestelde waarde van de onroerende zaak bij de bestreden beschikking bepaald op € 824.000.

2.2.

Voor het Hof was in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Het geschil spitste zich toe op de beantwoording van de vragen:

( a) of alle tot de onroerende zaak behorende grond (het perceel) ‘als woning dient’ in de zin van artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling) in welk geval alle grond bij de bepaling van de waarde in aanmerking moet worden genomen, en, bij ontkennende beantwoording van die vraag;

( b) of van de tot de onroerende zaak behorende grond een gedeelte, groot 740 m2 (standpunt belanghebbende), dan wel een gedeelte, groot 595 m2 (standpunt heffingsambtenaar), dient te worden aangemerkt als waterverdedigings- of waterbeheersingswerk dat wordt beheerd door een orgaan, dienst of instelling van een publiekrechtelijke rechtspersoon;

( c) of bij de bepaling van de waarde van het woonhuis een vermindering van € 50.000 moet worden toegepast vanwege de beperkingen van de gebruiksmogelijkheden van de woning door invloed van de Keur.

2.3.1.

Het Hof heeft met betrekking tot het hiervoor onder (a) vermelde geschilpunt onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis van de Aanpassingswet Wet waardering onroerende zaken geoordeeld dat het begrip ‘dienen als woning’ als bedoeld in artikel 2, lid 1, letter f, van de Uitvoeringsregeling, ziet op die delen van een onroerende zaak waarin daadwerkelijk wordt gewoond. Delen van een onroerende zaak waarin niet daadwerkelijk wordt gewoond, maar die behoren bij, in gebruik zijn met, en dienstbaar zijn aan de delen van de onroerende zaak waarin daadwerkelijk wordt gewoond, dienen volgens het Hof niet als woning in de zin van deze bepaling. Naar ’s Hofs oordeel dient derhalve de tot de onroerende zaak behorende grond – niet zijnde de ondergrond van het bouwwerk – buiten aanmerking te blijven bij de bepaling van de waarde van de onroerende zaak, althans indien en voor zover de onroerende zaak wordt beheerd door een orgaan, instelling of dienst van een publiekrechtelijke rechtspersoon.

2.3.2.

Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat het in voormelde bepaling opgenomen vereiste van ‘beheer’ zich uitstrekt tot dat deel van het waterverdedigingswerk waaraan de publiekrechtelijke rechtspersoon zorg besteedt in de zin van regelgeving, handhaving, onderhoud en verbetering. Het Hof heeft de afmeting van de grond waarop de vrijstelling toepassing vindt, bepaald op 595 m2. Het Hof heeft daartoe onder meer overwogen dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hoogheemraadschap het feitelijke beheer in vorenbedoelde zin heeft gevoerd over een groter deel van de tot de onroerende zaak behorende grond dan deze oppervlakte.

2.3.3.

Ten slotte heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Keur een negatief effect heeft op de waarde van de woning. Daarbij komt, aldus het Hof, dat met een eventuele negatieve invloed van de Keur op de waarde van de onroerende zaak al rekening wordt gehouden door toepassing van de waarderingsuitzondering voor waterverdedigingswerken en dat een eventuele waardedruk is verdisconteerd in de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten [a-straat 2] en [a-straat 3] en dus is meegenomen bij de herleiding van de waarde van de woning uit deze verkoopprijzen.

2.3.4.

Vorenvermelde oordelen brachten het Hof tot de slotsom dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van de onroerende zaak nader moet worden bepaald op € 699.300.

3 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

3.1.1. Het middel komt op tegen het hiervoor in onderdeel 2.3.1 weergegeven oordeel van het Hof met het betoog dat het Hof een te restrictieve opvatting hanteert bij de uitleg van het begrip ‘dienen als woning’. De omliggende grond, zoals in dit geval de tuin en (een deel van) de oprijweg zijn, aldus het middel, dienstbaar aan de woning en moeten daarom worden aangemerkt als ‘delen van zodanige werken die dienen als woning’.

3.1.2. Het middel faalt. ’s Hofs oordeel dat de omliggende grond niet dient als woning geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.

4 Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde middelen

5 Proceskosten

6 Beslissing